Levenslessen van burgemeester Erica van Lente

Met haar 39 jaar is Erica van Lente een van de jongste burgemeesters van Nederland. ‘Hoe gaat het nu écht met je, vraag ik mensen vaak.’

Les 1: Burgemeesters zijn (niet langer) blanke 55-plus-mannen
“In het kader van het Nationaal Schoolontbijt had ik begin november groep 5 van de Bedumse Regenboogschool op bezoek. Nadat ik had verteld hoe mijn dag als burgemeester er uitziet, stak een jongetje zijn vinger op. ‘Kunnen jongens dit werk ook doen?’, vroeg hij. Mijn hart maakte een sprongetje. Op dit moment is slechts één op de vijf burgemeesters vrouw. De gemiddelde leeftijd van onze burgervaders en -moeders is 55-plus. Gelukkig wordt het bestand ieder jaar diverser. Mooi dat ik daar mijn steentje aan kan bijdragen. Overigens dromen maar weinig kinderen ervan om burgemeester te worden. Ik in ieder geval niet. Mijn wieg stond op de zevende verdieping van een flat aan de Kraaiesteinlaan in Arnhem. Nog voor mijn tweede verjaardag verhuisden we naar Lelystad, toen een verlaten vlakte met een paar nieuwbouwhuizen waarvan wij er één betrokken. We gingen daar wonen omdat mijn vader aan de slag ging als boordwerktuigkundige bij KLM. Dat is, naast de piloot en de co-piloot, de derde man in de cockpit, verantwoordelijk voor alle technische zaken. Omdat hij vloog, was mijn vader veel weg. Eerlijk gezegd vond ik dat prima; door zijn christelijke achtergrond was hij als ouder serieus en streng. Bij mijn moeder, afkomstig uit een socialistisch nest, was het juist vrijheid, blijheid. Die combinatie heeft me gemaakt tot een nieuwsgierige en ondernemende socialist met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik had het als meisje niet kunnen verzinnen, maar die eigenschappen die perfect passen bij een burgemeester.” 

Les 2: Het leven loopt altijd anders dan je denkt
“Als kind piekerde ik wel eens over het werk van mijn vader, bang dat hij met zijn vliegtuig zou neerstorten. Dat mijn moeder ook dood kon gaan, daar stond ik nooit bij stil. Maar op zondag 19 juli 1992 gebeurde het onvoorstelbare. ‘Het voelt alsof er iets in mijn hoofd is geknapt’, zei mijn moeder toen ze uit onze moestuin kwam. Mijn vader en ik zaten voor de tv om de finish van de Alpe d’Huez te zien, de touretappe die de Amerikaan Andy Hampsten dat jaar zou winnen. We keken er niet van op dat mijn moeder met hoofdpijn op bed ging liggen; ze had al jaren last van migraine. Even later hoorden we een harde bonk. Ze was op weg naar de badkamer gevallen en stond niet meer op. Mijn vader ging met haar mee in de ambulance, terwijl mijn zusje en ik bij de buurvrouw patatjes kregen. Toen hij een paar uur later terugkwam, zag ik aan zijn gezicht dat het mis was. Mijn moeder — net veertig — had een hersenbloeding gehad en was hersendood. De avond ervoor hadden we nog met z’n vieren Triviant gespeeld. Amper een dag later waren we een gezin van drie.”

Les 3: Sommig verdriet is te groot om er iets mee te kunnen
“Ik was twaalf toen mijn moeder overleed. Oud genoeg voor herinneringen, maar toch weet ik van die week niet veel meer. Mijn geheugen is gevuld met flarden, losse beelden. Van een konijn dat op het grasveld bij de ingang van het ziekenhuis hipte. Van de mooie broche die een buurmeisje bij de uitvaart droeg. Als ik eraan terugdenk, overheerst een gevoel van vervreemding. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat het allemaal echt gebeurde. Als vanzelf ging ik in de doe-modus; ik zette koffie voor iedereen, regelde slaapplekken voor de familie die kwam logeren. Bezig blijven was — en is — mijn manier om met dingen om te gaan.
Na de uitvaart pakten mijn vader, mijn zusje en ik de draad van ons leven weer op. Wat moesten we anders? Het was zomervakantie, dus ging ik met mijn vriendinnetje Marie Josee op de geplande tienertour. Hier kan ik mijn moeder dus nooit meer over vertellen, dacht ik toen we Ponypark Slagharen bezochten. Over dat gemis praten deed ik niet. Wij achterblijvers wisten ons geen houding te geven. We zaten allemaal in onze eigen rouwbubbel, onbereikbaar voor elkaar. Veel later vertelde mijn zusje hoe eenzaam ze zich toen voelde. Ik was me daar op dat moment echter helemaal niet bewust van. Het heeft me geleerd om altijd oog te hebben voor het verhaal achter een tragische gebeurtenis. ‘Hoe gaat het nu echt met je?’, vraag ik als mensen iets naars is overkomen. Niet alleen privé, maar ook als burgemeester. Ik ben niet langer bang voor ongemak en verdriet.”

Les 4: Als je iets niet leuk vindt, stop er dan mee
“Ik heb altijd makkelijk kunnen leren. ‘Ze kan wel een klas overslaan’, zeiden de meesters en juffen op de basisschool tot twee keer toe. Maar dat vonden mijn ouders niet nodig. Op het vwo deed ik in negen vakken examen, in plaats van in de verplichte zeven. Niet omdat het moest, maar omdat ik het wilde. Talen, wiskunde, biologie: ik vond alles even leuk. Op aandringen van mijn wiskundeleraar ging ik in Enschede civiele techniek studeren. Al na een paar weken wist ik: dit is niets voor mij. De tekeningen die we van een sluis in Delden moesten maken, voelden als kleuterwerk. ‘Dan stop je er toch mee’, zei mijn vader toen ik een weekend huilend thuiskwam. Op een koude winterdag in 1997, met wegen vol ijzel, verhuisde hij me van Enschede naar Groningen. Daar ging ik met groot plezier Frans studeren. Aan mijn vaders wijze advies heb ik later nog vaak teruggedacht. Bijvoorbeeld toen ik er na een paar weken werken bij de NAM achterkwam dat ik de verkeerde baan had gekozen. Ik twijfelde niet en nam ontslag. Het leven is te kort om dingen tegen je zin te doen.” 

Les 5: Onbenullige politiek bestaat niet
“Mijn introductie in de politiek ging via de liefde. Mijn eerste Groningse vriendje zat in de faculteitsraad van de universiteit. Dat leek mij ook wel wat. Ik vond het spannend en eervol om te mogen meebeslissen. Bovendien kon ik er al mijn nieuwsgierigheid en betrokkenheid in kwijt. Dat smaakte naar meer. Zo belandde ik bij de PvdA. Waarom die partij? Omdat mijn vriendje daar ook actief was, ha, ha. Zonder gekkigheid: met mijn sociale hart voelde ik me er direct thuis. In 2010 kwam ik in de gemeenteraad van Groningen, ruim twee jaar later werd ik fractievoorzitter. Wat mij een goede leider maakt? Ik ben een mensenmens, investeer in relaties. Met collega’s én met burgers. Het liefst ga ik de buurt in, mee met de wijkagent of de SRV-man. Kijken wat er gebeurt, horen wat er speelt. Niets leuker dan een oplossing voor een probleem verzinnen waarmee zoveel mogelijk belangen zijn gediend. Ik ben bijvoorbeeld hartstikke trots dat ik eraan heb bijgedragen dat er in Groningen een nieuw tenniscomplex is gekomen. En dat ik in het gelovige Bedum een ‘pink drink’ voor de LHBT-gemeenschap heb georganiseerd. Zulke dingen klinken misschien onbenullig, maar voor bewoners maken ze een wereld van verschil.” 

Les 6: Je moet zelf bij de wereld aanbellen
“In 2015 kwam vanuit het provinciehuis de vraag of ik wilde meedoen aan een oriëntatietraject voor nieuwe burgemeesters. Ze waren actief op zoek naar variatie: vrouwen, jongeren, zij-instromers, mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Een jaar lang deed ik workshops en liep ik stage bij verschillende gemeentes. Hoe meer ik me in het vak verdiepte, hoe enthousiaster ik werd. Als burgemeester ben je een spin in het web. In verbinding met anderen, maar tegelijkertijd heel vrij. Die rol is mij op het lijf geschreven. Maar de vacatures voor burgemeester liggen niet voor het oprapen. Dus stapte ik na afloop van het traject zelf naar de Groningse Commissaris van de Koning, René Paas. Ondanks mijn gebrek aan bestuurlijke ervaring maakte ik kennelijk indruk op hem, want een paar weken later droeg hij me voor als waarnemend burgemeester in Bedum. Ik wist dat die functie tijdelijk zou zijn; als gevolg van een gemeentelijke herindeling is Bedum per 1 januari opgegaan in Het Hogeland, een fusiegemeente met zo’n vijftig dorpen. Natuurlijk heb ik erover gedacht om daar opnieuw te solliciteren. Maar in Dalfsen, een compacte gemeente met een overzichtelijk aantal kernen, kan ik vaker mijn gezicht laten zien. Dat past mij beter. Extra leuk: mijn vaders familie komt oorspronkelijk uit het Dalfsense buurtschap Lenthe. Ik ga dus terug naar mijn roots.”

Les 7: Aardbevingen beschadigen meer dan alleen gebouwen
“Eén van mijn prioriteiten als waarnemend burgemeester van Bedum was: mensen met aardbevingsschade bijstaan. Wist je dat van de ruim 68.000 Groningers met meervoudige schade er zo’n 10.000 stressgerelateerde klachten hebben? Denk aan slaapproblemen, hoofdpijn en burn-out. Die stress komt door een gevoel van onveiligheid, maar vooral ook door de slopende schadeprocedures, blijkt uit onderzoek. Daar weet ik uit ervaring wel wat van. Ons huis in de stad Groningen heeft ook aardbevingsschade. De bureaucratische afwikkeling daarvan was gekmakend. Eerst werd mijn melding afgedaan als onzin. Nadat ik heel boos was geworden, kwam de erkenning er ineens wél. Zulke willekeur maakt me woest. Kortom: ik snap de onmacht, woede en frustratie van getroffen gezinnen heel goed. De hulp aan aan deze mensen kan en moet echt beter. Ik hoop dat ik daar op mijn manier een steentje aan heb bijgedragen. Door naar bewoners te luisteren en ze serieus te nemen. En door ze waar nodig praktische hulp te bieden. Bijvoorbeeld in de vorm van de juiste contactpersonen. Ook al ga ik nu uit het gebied weg, ik blijf het dossier volgen. Want de zorg voor de Groningse gedupeerden is de verantwoordelijkheid van ons allemaal.”

[Kader]

Na haar studie Frans werkte Erica van Lente (Arnhem, 1979) in diverse functies bij Gasunie, het Agentschap Telecom en de stichting VerbindDrenthe (een platform voor breedbandinternet). Van 2010 tot 2014 was ze namens de PvdA gemeenteraadslid en fractievoorzitter in de stad Groningen. In februari 2017 werd ze benoemd tot waarnemend burgemeester van de gemeente Bedum. Sinds 14 januari 2019 is ze burgemeester van Dalfsen. Voor die laatste functie werd ze gekozen uit 46 kandidaten, dertig mannen en zestien vrouwen. In de loop van 2019 verhuist ze met haar partner Steven, jurist bij Gasunie, van Groningen naar Overijssel.

Gepubliceerd in Trouw, zaterdag 19 januari 2019. Foto: Merlijn Doomernik