Van schoolbezoeken tot informatiebordjes, van colleges tot een speciaal Alzheimer-project: de afdeling educatie is de spin het web van het Groninger Museum. Bijna veertig jaar werd die geleid door kunsthistoricus Steven Kolsteren (1954). Nu geeft hij het stokje over aan zijn collega Sander Daams (1981). “Wij slaan een brug tussen het museum en de bezoekers.”
- Steven Kolsteren (1954) studeerde kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In mei 1981 begon hij bij het Groninger Museum.
- Sander Daams (1981) studeerde sociologie, psychologie en kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Binnenkort rondt hij zijn master Kunsteducatie aan de Hanze Hogeschool af. Voor hij in mei 2019 bij het Groninger Museum in dienst trad, werkte hij onder andere als museumdocent en educator bij het Stedelijk Museum, het Van Gogh Museum en het Rijksmuseum in Amsterdam.
Je staat er als bezoeker waarschijnlijk niet bij stil, maar zonder afdeling educatie zou je geen rondleiding kunnen volgen. Zouden scholen het museum nooit bezoeken. Zouden de bordjes bij de kunstwerken vermoedelijk minder begrijpelijk zijn. En zou het magazine dat je nu in handen hebt niet bestaan. “Educatoren en museumdocenten zijn de vertalers van het museum”, vat Steven Kolsteren de functie van hem en zijn collega’s samen. “Wij slaan een brug tussen onze collectie, onze tentoonstellingen en onze bezoekers. Niet van bovenaf, maar samen met de mensen om wie het gaat.”
Die verbinding maken doen ze op allerlei manieren. Zo denken ze voor aanvang van een tentoonstelling mee over hoe een curator die zo kan inrichten, dat die zo goed mogelijk tot bezoekers komt. “Vroeger werden kunstwerken veelal chronologisch getoond”, verduidelijk Sander Daams. “Tegenwoordig doen we dat op allerlei verschillende manieren. Themagewijs, bijvoorbeeld. Je zet dan items bij elkaar die samen een verhaal vertellen. Daardoor is de impact vaak veel groter.”
De bezoeker centraal
Maar er zijn veel meer activiteiten. Denk aan rondleidingen voor speciale doelgroepen en samenwerkingen met andere organisaties en andere disciplines, bijvoorbeeld op het terrein van theater, muziek en dans. Belangrijk is ook het museumatelier, waar jong en oud zelf creatief aan de slag kunnen. Door de week voor scholen, onder begeleiding van museumdocenten. In het weekend voor families onder toezicht van een team van atelierjongeren, die zo ervaring in de kunstwereld kunnen opdoen. Want educatie gaat niet alleen over kijken, maar vooral ook over doen.
“Daar ben ik heel trots op”, zegt Steven. “Maar ook op het feit dat we het museum naar mensen toe brengen. Zo hebben we hebben een minimuseum in een airstream caravan uit 1963. Daarmee gaan we festivals af en trekken we de wijken in trekken. We zoeken bewust mensen op, die om wat voor reden ook zelf niet zo gauw een museum bezoeken. In samenwerking met locale organisaties doen we in wijken ook creatieve projecten. Uiteindelijk monden die activiteiten uit in een speciale wijkdag, waarop alle bewoners gratis naar ons museum kunnen. Op die manier willen we de drempel verlagen en laten zien dat kunst er voor iedereen is.”
Zorgen dat het museum letterlijk en figuurlijk voor alle mensen toegankelijk is en dat zoveel mogelijk doelgroepen zich er thuisvoelen: inclusiviteit, heet dat. Het is een thema dat hoog op de agenda van Sander staat, als hij straks het stokje als afdelingshoofd overneemt. “Laatst gaf ik een rondleiding aan een groep vrouwen met een niet-Nederlandse achtergrond. Doordat ze vragen stelden en onderling in gesprek gingen, maakten ze niet alleen verbinding met de kunst, maar ook met elkaar. Hetzelfde gebeurt tijdens onze theatrale rondleidingen voor kleuters en hun ouders. Het is elke keer weer bijzonder om mee te maken. Zo’n ervaring gun je iedereen.”
Voor de duidelijkheid: het laatste wat Steven en Sander willen is bezoekers ‘wel even uitleggen’ wat kunst eigenlijk is. Of hoe je daarnaar moet kijken. Steven: “Voor ons staat de beleving van de bezoeker centraal. Wat doet het met hem of haar? Dat willen we graag naar boven halen. Onze eigen mening — of die van een curator — is daarbij ondergeschikt.”
Passie delen
De mannen studeerden allebei kunstgeschiedenis, Steven in Nijmegen in de roerige jaren ’70, Sander in de jaren’90 in Amsterdam. Ze komen uit verschillende werelden, kortom. Toch is er — behalve de liefde voor de kunst — één ding dat hen overduidelijk bindt: de behoefte om hun passie met de rest van de wereld te delen. Al tijdens zijn studie wist Steven dat hij zich op kunsteducatie wilde toeleggen. “Veel kunsthistorici doen onderzoek op de millimeter. Detailgeneuzel, noem ik dat. Met hun publicaties bereiken ze hoogstens een paar mensen. Dat is voor mij niet genoeg. Ik wil erover praten, delen, overdragen.”
Voor Sander was datzelfde verlangen zelfs de aanleiding om aan de studie kunstgeschiedenis te beginnen. “Ik studeerde psychologie toen ik in 2009 met mijn vader de openingstentoonstelling van de Hermitage in Amsterdam bezocht”, vertelt hij. “Toen ik daar een museumdocent zag lopen met een groep kinderen, viel het kwartje. ‘Dat wil ik ook doen’, zei ik tegen mijn vader. Van jongs af aan had ik al een grote interesse in kunst. Als ik als kind met mijn ouders naar een museum ging, zocht ik altijd een ansichtkaart uit en deed die in een plakboek. Daar schreef ik dan ook een verhaaltje bij. Het leek me fantastisch om mijn enthousiasme voor kunst met andere kinderen te kunnen delen. Niet lang daarna ben ik overgestapt naar kunstgeschiedenis.”
Pionieren
Met zijn 39-jarige dienstverband is Steven een van de oudgedienden van het Groninger Museum. In al die jaren heeft hij nooit ergens anders naartoe gewild. “Ik heb in twee gebouwen gezeten en met verschillende directeuren te maken gehad. Daardoor bleef het altijd spannend. Voor mijn gevoel heb ik eigenlijk bij meerdere musea gewerkt.”
Jarenlang vormde hij in zijn eentje de afdeling educatie. Maar vorig jaar is die gegroeid tot acht medewerkers: educatoren, vaste museumdocenten, een outreachmedewerker en een clubmaster van de juniorclub. Daarnaast zijn er freelance atelierjongeren, zogenaamde praatjesmakers en extra museumdocenten. “Zo’n groot, enthousiast team geeft een enorme dynamiek en zorgt voor veel nieuwe ideeën”, aldus Steven. “Het onderstreept bovendien dat de educatierol van het museum steeds belangrijker wordt.”
Eén van de nieuwe mensen die Steven vorig jaar werd aantrok, was Sander, tot dan toe werkzaam was als educator bij het Rijksmuseum. “Ik moest hier wel even wennen”, erkent die. “Bij het Rijks zat ik op een afdeling met dertig mensen. Allemaal superspecialisten. Zo hield ik me bijvoorbeeld specifiek bezig met educatie voor het primair onderwijs over de Gouden Eeuw. Het was een hiërarchische, geoliede machine. Bij het Groninger Museum zijn we nog veel meer aan het pionieren. En de tentoonstellingen zijn inhoudelijk zo divers! Ik moet echt veel bijleren. Wat dat betreft was het in het begin wel even aanpoten. Maar het is vooral ook erg leuk. Het motiveert me om mezelf steeds opnieuw uit te vinden.”
Amper een jaar na zijn aanstelling besloot de directie Sander als opvolger van de pensioengerechtigde Steven aan te wijzen. “Fantastisch om nu zelf aan het roer te kunnen gaan staan en zo mijn eigen stempel op kunsteducatie te drukken”, zegt hij. “Die kans had ik in Amsterdam vermoedelijk nooit gehad.”
Kinderbiënnale
Het verbaasde Steven niet dat de directie Sander als nieuw hoofd uitkoos. Ondanks zijn relatief jonge leeftijd brengt hij namelijk veel ervaring mee. Zo werkte hij behalve in het Rijks ook in het Stedelijk en in het Van Gogh Museum. Verder volgde hij in musea in New York trainingen over het toegankelijk maken van musea voor bijvoorbeeld blinden en slechtzienden. “Van al die kennis gaat ons museum enorm profiteren”, aldus Steven. “Maar het allerbelangrijkste is zijn open manier van denken. Sander is enorm nieuwsgierig en enthousiast, voortdurend op zoek naar nieuwe mogelijkheden. En hij is niet bang om zijn stem te laten horen. Dat moet ook, want als spreekbuis van de bezoekers houden wij onze collega’s scherp.”
Een van de projecten waar Sander zich het meest op verheugt, is de Kinderbiënnale die het Groninger Museum in 2021 organiseert. Het wordt een nieuwe manier van tentoonstellen, waarbij interactiviteit vooropstaat. De afdeling educatie heeft hierin het voortouw: Sander is de projectleider. “We nemen bezoekers in het museum sowieso bloedserieus en betrekken ze zoveel mogelijk bij alles wat we doen”, vertelt hij. “Door ze niet alleen rond te leiden, maar ook hun mening te vragen en ze de mogelijkheid te bieden om zelf creatief aan de slag te gaan in ons atelier. Met de Kinderbiënnale gaan we nog een stap verder. Voor het eerst betrekken we kinderen bij het maakproces van een tentoonstelling: ze mogen de helft van de getoonde kunstwerken selecteren. Ze krijgen nu dus echt een hoofdrol.”
Tegen de tijd dat die tentoonstelling in het museum is te zien, heeft Steven al afgezwaaid. Maar het beruchte zwarte gat? Daar vreest hij niet voor. “Ik heb van mijn hobby mijn werk gemaakt”, besluit hij. “En met die hobby ga ik straks gewoon door. Ik blijf lezen en schrijven, over kunst, muziek en film. En tentoonstellingen bezoeken natuurlijk, want daar krijg ik nu eindelijk meer tijd voor. Een kunstenaar gaat nooit met pensioen, hoor je vaak. Een kunsthistoricus ook niet.”
Gepubliceerd in Groninger Museum Magazine, nummer 1/2020. Foto: Wim te Brake.