Verder na een depressie

Een depressie doormaken is heel ingrijpend. Logisch dus, dat je daarna de draad van je oude leven het liefst zo snel mogelijk weer wilt oppakken. Helaas blijkt dat meestal niet zo makkelijk. De kans op terugkeer van de klachten is groot. 

Stel, je bent als gevolg van een depressie een paar maanden thuis geweest. Als je dan weer — voorzichtig — aan het werk gaat, wil je vermoedelijk iets aan je collega’s vertellen over je klachten. Alleen: wat precies? En hoeveel deel je over wat er is gebeurd? Misschien moet je ook duidelijk maken waarom je nog niet 100 procent aan de slag kunt. Maar je wilt niet dat ze je een loser of een dombo vinden, of je als zielige patiënt blijven zien. Vind daar maar eens je weg in.
De terugkeer naar het werk is slechts één van de obstakels waar mensen na een depressie vaak tegenaanlopen. Veel van hen blijken het bijvoorbeeld ook knap ingewikkeld te vinden om de rol van partner of ouder weer op te pakken. Of om zich staande te houden in sociale situaties, zoals op een borrel of een feestje. Ook voor gezinsleden is het vaak weer wennen. En dan zijn er nog de innerlijke conflicten. Hoe accepteer je bijvoorbeeld dat je niet zoveel meer kunt als vóór je ziekte? Hoe vind je je eigen ik terug? En hoe bouw je je aangetaste zelfvertrouwen weer op?
Meedoen
Tijdens en na een behandeling is er lang niet altijd genoeg tijd en aandacht voor deze vragen. Dat beaamt ook psychiater Robert Schoevers, hoofd van het Universitair Centrum Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen en gespecialiseerd in depressie. “In een behandeling focus je op de aanpak van de klachten”, legt hij uit. “Zaken als werk en gezin komen daarbij natuurlijk ook aan bod. Maar als de klachten voldoende zijn verminderd, is iemand symptomatisch hersteld, zoals we dat in de zorg noemen. Dan sluiten we de therapie af. Het betekent echter niet dat je als patiënt dan meteen weer volwaardig kunt meedoen in de maatschappij. Dat herstelproces vindt deels pas plaats, nadat je de deur van de psychiater of psycholoog achter je hebt dichtgetrokken en je het weer zelf moet rooien.”
Terugval
Als je eenmaal een keer een depressie hebt doorgemaakt, lijkt je gevoeliger te worden voor nieuwe depressieve klachten. Sterker nog, de kans dat je op enig moment wéér een depressie krijgt, is dan 50 tot 75 procent, bewijst wetenschappelijk onderzoek. Des te belangrijker is om als patiënt te leren hoe je grip kunt houden op je klachten en je omgeving. Dat verkleint de kans op een terugval. “Makkelijker gezegd dan gedaan”, erkent Schoevers. “Helemaal als je je nog onzeker en kwetsbaar voelt. Na een depressie moet je jezelf tot op zekere hoogte opnieuw uitvinden. Het begint met erover praten. Maak duidelijk aan je omgeving waar je moeite mee hebt en wat je juist helpt. Geef je grenzen aan. Vooral in stressvolle situaties, die eerder mogelijk mede de depressieve klachten hebben veroorzaakt.”
In de praktijk blijkt het echter lastig om na een depressie een andere invulling te geven aan je relaties, werk en sociale leven. Daar moeten we patiënten toch beter bij kunnen helpen, dacht Schoevers. Zo ontstond het idee om een training te ontwikkelen, STAIRS, voor mensen die recent van een depressie zijn hersteld. Het programma helpt ze nieuwe vaardigheden te ontwikkelen en goed voor zichzelf en hun omgeving te zorgen.
Oefenen
STAIRS staat voor Storytelling and Training to Advance Individual Recovery Skills. Het programma is een initiatief van het UMCG, de Hanzehogeschool, patiëntenplatform MIND en stichting WitteBos. “Met een groep van ervaringsdeskundigen, naasten, zorgprofessionals en onderzoekers hebben we in kaart gebracht waar patiënten na hun depressie tegenaanlopen”, vertelt docent-onderzoeker David Wedema van de Hanzehogeschool, die bij het project is betrokken. “Daar zijn negen thema’s uitgekomen, variërend van zingeving tot dagstructuur. Voor elk van deze onderwerpen hebben we een speciale module ontwikkeld. Die begint met een groepsbijeenkomst, waarin deelnemers ervaringen uitwisselen. Daarnaast doen ze samen verschillende oefeningen, waaronder rollenspellen, om met praktische situaties te oefenen. Bijvoorbeeld hoe je dat gesprek met collega’s aangaat. Vervolgens gaan ze thuis aan de slag met online opdrachten. Het liefst met hun naasten. Zo vergroten ze stap voor stap hun vaardigheden.”
De groepsbijeenkomsten worden geleid door een zorgprofessional én een ervaringsdeskundige. Zijn of haar bijdrage is volgens Wedema essentieel. “Mensen die hetzelfde hebben doorgemaakt als jij begrijpen hoe je je voelt. Je bent dus niet alleen. Het is ook fijn om de verhalen te horen van mensen die al verder zijn in hun herstelproces. Dat biedt hoop, en concrete handvatten om zelf mee aan de slag te gaan.”
Liever voorkomen
Niet alleen in Groningen, ook bij het Radboudumc in Nijmegen doen ze onderzoek naar hoe je de kans op terugval na een depressie kunt verkleinen. “Aan het eind van hun behandeling maken patiënten vaak een terugvalpreventieplan”, zegt psychiater Eric Ruhé van het Radboudumc. “Daarin staan concrete tips. Hoe kun je voorkomen dat je in je oude valkuilen valt? En wat doe je als je toch weer klachten krijgt, zodat die niet verergeren? In de praktijk blijkt zo’n plan echter vaak in een la te eindigen. Of mensen pakken het er pas erbij als het eigenlijk al te laat is. We zijn daarop op zoek gegaan naar een manier om verandering in stemming zo vroeg mogelijk op te sporen. En om mensen weerbaarder tegen nieuwe klachten te maken.”
Het resultaat is het project SMARD: SmartPhone Monitoring Against Recurrence of Depression. Dat bestaat uit verschillende onderdelen. Zo is er een app die veranderingen in het gedrag van de gebruiker registreert, zonder dat die daar iets voor hoeft te doen. “Op de achtergrond legt die allerlei informatie uit je mobiel vast”, legt Ruhé uit. “Of je minder vaak buiten de deur komt bijvoorbeeld. Of meer tijd op sociale media doorbrengt. Als we zulke afwijkende patronen opmerken, laten we deelnemers een paar keer per dag enkele vragen over hun stemming invullen. Daarnaast bellen we ze regelmatig om te vragen hoe ze zich voelen Het doel is alle informatie zó te combineren, dat we in de toekomst op individueel niveau kunnen signaleren als het minder goed met iemand gaat. Wellicht zelfs vóór hij of zij dat zelf doorheeft.”
Dubbele parachute
Het tweede deel van het project bestaat uit een aantal minigames, die deelnemers op hun mobiel doen: geheugentraining, aandachtstraining en training om piekeren tegen te gaan. Versterking van die vaardigheden zou de kans op terugval verkleinen, vermoeden de onderzoekers. “Uiteindelijk willen we mensen die een depressie hebben doorgemaakt zo een dubbele parachute bieden”, besluit Ruhé. “We geven ze extra vaardigheden om klachten zoveel mogelijk te voorkomen én een hulpmiddel om nieuwe problemen, als die zich toch voordoen, zo vroeg mogelijk te signaleren. Op die manier hopen we de kans op terugval na een depressie met 30 procent te verminderen. Of dat daadwerkelijk lukt, zal ons onderzoek moeten uitwijzen.” 

[Kader]
Meer weten of meedoen?
Zowel STAIRS als SMARD bevinden zich in de onderzoeksfase. Voor beide projecten zijn nog deelnemers nodig. De groepsbijeenkomsten van STAIRS vinden vooralsnog alleen in Groningen plaats, maar zullen bij positieve resultaten landelijk beschikbaar komen. Omdat het SMARD-project volledig online plaatsvindt, kunnen zich daarvoor mensen uit heel Nederland aanmelden. Kijk voor meer informatie en aanmelding op umcg.nl/NL/UMCG/Afdelingen/Universitair_Centrum_Psychiatrie/Patienten/Wetenschappelijk-onderzoek en radboudumc.nl/trials/smard-studie. 

[Kader]
Tegen deze vragen lopen mensen na een depressie vaak aan. (Het zijn ook de negen thema’s van het STAIRS-programma.)

  1. Hoe krijg je weer grip op je leven na een depressie?
  2. Wat betekent een depressie voor jou en wat vertel je je omgeving over je ziekte?
  3. Hoe maak je weer verbinding met je naasten?
  4. Hoe zorg je voor een goede dag- en weekstructuur?
  5. Wat is je zelfbeeld en welke kwaliteiten heb je?
  6. Hoe ga je om met vooroordelen (stigma) van anderen en jezelf?
  7. Wat kun je doen om lichamelijk zo goed mogelijk voor jezelf te zorgen? 
  8. Welke activiteiten helpen je te ontspannen?
  9. Hoe kun je het signaleren als je dreigt terug te vallen in een depressie?

Kader]
Kurt van Houten (50), ervaringsdeskundige in het STAIRS-projectteam, kreeg acht jaar geleden een burn-out. Die ging over in een zware depressie.
“Nadat ik zeven maanden opgenomen was geweest, dacht ik: eindelijk terug naar mijn leven van vóór de depressie. Dat bleek een illusie; ik kan vermoedelijk nooit meer hetzelfde als voordat ik ziek werd. ‘Je hebt altijd in het eerste elftal gezeten’, zei mijn psychiater. ‘Nu mis je een been en wil je toch op hetzelfde niveau blijven spelen. Dat gaat niet lukken.’ Daar ben ik heel boos om geweest. Niet op de behandelaar, maar op mijn eigen onvermogen.
Eerlijk gezegd had ik nooit gedacht dat ik een burn-out en een depressie zou kunnen krijgen. Dat was iets voor losers, vond ik. Ik runde mijn eigen bedrijf, had een gezin, sliep hoogstens vier uur per nacht. Ik rende maar door, tot mijn lichaam het voor gezien hield. Ik krijg pijn op de borst, werd somber en angstig, kon niet meer van de bank komen. Een lang traject volgde, met medicatie, gesprekken, groepstherapie en dagbehandeling. Tevergeefs; gaandeweg werd ik steeds  verdrietiger en somberder. Ik voelde me alleen, verlaten, een mislukkeling. Het was een radeloze tijd, waarin ik er zelfs aan dacht in de dood te vluchten. Het enige wat restte, was een lange opname.
Nu wordt alles weer zoals het was, dacht ik, toen ik naar huis mocht. Niet dus. Het is zwaar om de draad na een depressie weer op te pakken. Om je eigen ik terug te vinden. Om je grenzen te bewaken. Om te accepteren dat je beperkt bent. Sociale contacten kosten me bijvoorbeeld veel energie. En mijn concentratietank is snel leeg. De omgeving snapt dat vaak niet, want ik was toch ‘beter’? Als ik te veel doe, merk ik dat meteen. Op de vermoeidheid volgt de somberheid. Voor je het weet zit je dan weer in een spiraal naar beneden.
Gelukkig heb ik manieren gevonden om dat zo veel mogelijk te voorkomen. Met medicatie, goede hulpverleners en niet te vergeten een sterk thuisfront, dat me al die jaren is blijven steunen. Misschien wel het allerbelangrijkste is de aandacht voor mezelf. Ik ken mijn valkuilen, weet wanneer ik pas op de plaats moet maken. Zo nodig vraag ik ook om hulp. Daar schaam ik me niet meer voor.
Op dit moment breng en haal ik onze jongste zoon naar en van school en doe ik vrijwilligerswerk in de psychiatrie. Of ik ooit weer een betaalde baan zal krijgen, weet ik niet. Ik bekijk het per dag. Vandaag vind ik mijn leven de moeite waard. Voor nu is dat genoeg.”

Gepubliceerd in +Gezond, december 2020. Foto: Andrew Neel (pexels.com).