Actrice Romana Vrede past in geen enkel hokje

Actrice Romana Vrede (45) is op een missie. Ze wil de wereld laten zien hoe waardevol het is om ‘anders’ te zijn. “Mijn zoon verdient het om erbij te horen.”

Veel mensen kennen je van de televisieserie Moordvrouw, waarin je vorig seizoen een hulpofficier van justitie speelde. Maar de meeste tijd breng je door op het toneel. Wat doe je liever?
“Theater is mijn grote liefde. Tijdens een voorstelling gebeurt er iets magisch. Acteurs en toeschouwers maken contact en nemen elkaar samen op sleeptouw. Bij tv of film is dat heel anders; daar speel je losse scènes, zonder publiek. Acteren op de millimeter, noem ik dat, want de camera registreert elk detail. Ik leer daar enorm veel van, vooral over de techniek van het vak.”
Droomde je er als kind al van om op de planken te staan?
“Totaal niet! Ik wilde dokter worden. Maar omdat ik ‘maar’ havo deed, zat dat er niet in. Daarna heb ik van alles geprobeerd: een jaar sociale academie, een jaar geschiedenis, maar het paste me allemaal niet. Mijn toenmalige vriendje was kunstenaar. Door hem kwam ik in de artistieke sceneterecht. Ik verdiende mijn brood als danseres in extravagante disco’s en als model op de kunstacademie.”
Wat vonden je ouders daarvan?
“Mijn moeder had het liefst gezien dat ik een ‘gewone’ baan had gezocht. Lerares of zo. Maar ze heeft me altijd gesteund. In 1979 verhuisde ze met haar vier kinderen — ik ben de jongste — van Suriname naar Rotterdam. Om ons gezin te onderhouden, had ze lang drie banen. Later ging ze rechten studeren. Nadat ik de toneelschool had afgerond, is ze teruggegaan naar Suriname waar ze officier van justitie werd. Haar belangrijkste les, die ze ons iedere dag voorleefde, was dat je je eigen pad moet volgen en jezelf moet kunnen onderhouden.”
En je vader?
“Die heeft nooit deel van mijn leven uitgemaakt; mijn ouders scheidden toen ik twee was. Inmiddels is hij overleden. Gemist heb ik hem niet, want je kunt niet missen wat je nooit hebt gehad.”
Wat voor een kind was je?
“Ik leek op een jongetje en deed ook veel jongensdingen: vlotten bouwen, in de sloot springen,  muizen vangen. Verder was ik al heel jong bezig met de zin van het leven. Dan huilde ik mezelf in slaap omdat ik niet begreep waarom de mens op aarde is, of wat er na de dood gebeurt. Op mijn zestiende leerde ik een jongen van de Jehova’s Getuigen kennen. Zij hebben de antwoorden, dacht ik. Ik ben toen drie jaar lid van hun gemeente geweest.”
Ging je dan ook langs de deuren?
“Jazeker. Ik pakte het heel serieus aan, inclusief doop en missiewerk. Andere pubers blowden of dronken hun tienertwijfels weg, ik vond rust in het geloof. Daar kreeg ik antwoord op al mijn vragen. Dat ik zo met mezelf worstelde, was omdat we in de tijd van de duivel leefden. Uiteindelijk zou de wereld vergaan, en kwamen de goede mensen in het paradijs. Alles viel voor mijn gevoel op z’n plek.”
Toch stapte je er er drie jaar later weer uit.
“Dat was niet mijn keus; omdat ik seks met een jongen had gehad, werd ik uit de gemeenschap gezet. Mijn relatie met God — of het universum of mijn voorouders — is er nadien trouwens alleen maar beter op geworden. ‘Alleen God kan je uitsluiten’, zei mijn moeder tegen me. Daar had ze helemaal gelijk in. Ineens zag ik dat de kerk een menselijke constructie is, die niets te maken heeft met mijn band met een hogere macht.”
Van Jehova’s getuige naar discodanseres is nogal een overgang.
“Voor mij niet. Het twijfelende, filosofische is één kant van mij. Maar het enthousiaste, overweldigende deel net zo goed. Bovendien komen religie en kunst voor mij eigenlijk op hetzelfde neer: je stelt jezelf de vraag wat we met deze wereld aan moeten en doet daar iets mee.”
Hoe wordt een danseres en model een gevierd actrice?
“Op mijn 22ste zag ik in de krant een advertentie voor een workshop van het Onafhankelijk Toneel. Ineens dacht ik: misschien is acteren wel iets voor mij. Ik besloot het gewoon te proberen. Hartstikke naïef natuurlijk; het enige theater dat ik tot dan toe van binnen had gezien, was tijdens een schoolreisje. Rechtstreeks uit de disco, met lange vlechten en te veel make-up, meldde ik me bij de workshop. ‘Ga jij eerst maar eens naar de toneelschool’, zei de regisseur. Toevallig werden er die week net audities gehouden voor de toneelschool in Arnhem. Wonder boven wonder werd ik aangenomen.”
Wat is jouw unieke acteertalent?
“Mijn expressiviteit. Ik ben heel krachtig, heel aanwezig. En ik ben niet bang om alles te geven. Een regisseur moet mij eerder afremmen dan opzwepen.”
Je was op de toneelschool de eerste zwarte vrouw. Later werd je de eerste zwarte vrouw met een vaste aanstelling bij een groot toneelgezelschap en de eerste die de prestigieuze Theo d’Or won, de prijs voor beste actrice. Zie je jezelf als rolmodel?
“Ik ben trots op wat ik heb bereikt en op de rollen die ik heb gespeeld. Maar dat staat voor mij los van mijn huidskleur. Tot ik die prijs won, was ik niet zo bezig met het ‘zwart zijn’. Ik heb bijvoorbeeld nooit gemerkt dat ik daarom eerder voor een rol werd gevraagd. Nu gaat het er ineens de hele tijd over. Ik snap het wel, maar ik vind het ook frusterend. Ik zou willen dat de focus op mijn werk lag, niet op mijzelf. Bovendien ben ik zoveel méér dan mijn kleur. Moeder van een autistisch kind bijvoorbeeld, en lesbisch.”
Heeft het winnen van die prijs je leven veranderd?
“De dag dat de winnaar bekend werd gemaakt, was ik — samen met De rijdende rechteren Heel Holland bakt   trending topic op Twitter. Bizar. Ineens kreeg ik drie interviewverzoeken per week. Daar moest ik erg aan wennen; bekendheid en glamour zeggen me niets. Dus toen De wereld draait door mevroeg of ik tafeldame van Matthijs van Nieuwkerk wilde worden, was mijn eerste reactie: echt niet. Totdat ik bedacht dat ik mijn nieuwe status zou kunnen gebruiken om onderwerpen bespreekbaar te maken, en zo de wereld te verbeteren.”
Wat bijvoorbeeld?
“Dat alles wat ‘afwijkt’ raar of eng is. Ik heb een autistische zoon, Charlie, met een verstandelijke beperking. Hij is vijftien en heeft nog nooit gepraat. Dat vinden mensen ongemakkelijk, of zelfs griezelig. Ik wil de wereld laten zien dat hij net zo goed een waardevol iemand is, die het verdient om erbij te horen.”
Wanneer merkte je dat Charlie anders was?
“Op zijn 2e kreeg hij de officiële diagnose. Maar intuïtief voelde ik het al veel eerder. Hij had als baby een soort pokerface. En zijn gedrag klopte soms niet. Dan lachte hij in plaats van te huilen als hij schrok.”
Als je een gehandicapt kind krijgt, staat je wereld op z’n kop. Hoe heb je je weg daarin gevonden?
“Het is een blijvende zoektocht. De eerste jaren hadden we geen idee wat er aan de hand was. Niemand die ons hielp. Charlie werd bij alle kinderdagverblijven weggestuurd. Hij was te moeilijk, te onhandelbaar. Ik voelde me zo onmachtig, zo wanhopig, zo eenzaam. In de steek gelaten ook. We hebben alles zelf moeten uitzoeken, alle zorg zelf moeten regelen. Het is eerder ondanks dan dankzij alle instanties dat dat is gelukt. Daar ben ik nog altijd boos over.”
Hoe reageert de omgeving op hem?
“Charlie maakt ‘rare’ geluiden. Hij beweegt ongecontroleerd en raakt mensen ongevraagd aan. Zelfs toen hij klein was, vonden mensen dat bedreigend. Ik kwam regelmatig met hem in een speeltuin. Op een gegeven moment sprak een andere moeder me aan. Ze vroeg op welke tijden ik kwam, zodat zij ons kon vermijden. Toen brak mijn hart.”
Wennen de vreemde blikken ooit?
“Niet echt. Ik heb jarenlang het gevoel gehad dat ik me moest verontschuldigen voor het feit dat mijn zoon verschilt van andere kinderen. Dat deed ik trouwens ook; ik zei constant sorry. Inmiddels ben ik daarmee gestopt. Als we op pad zijn, focus ik me nu volledig op Charlie in plaats van op de wereld om ons heen. Als hij blij is, ben ik dat ook.”
Hoe communiceer je met hem als hij niet kan praten?
“Gaandeweg heb ik zijn lichaamstaal goed leren ‘lezen’. En hij kent inmiddels zo’n driehonderd gebaren. Daarmee kan hij zich prima verstaanbaar maken. Samen hebben we veel lol. Wat dat betreft is er de afgelopen jaren veel veranderd. Vroeger viel hij me nog wel eens aan als hij in paniek raakte. Hij heeft me regelmatig blauwe plekken geslagen.”
Wat heftig!
“Dat was het ook. Gelukkig is dat gedrag zo goed als verleden tijd. Sowieso was dat maar één kant van het verhaal. Charlie is namelijk ook het beste wat me is overkomen. Hij is de wijste persoon die ik ken. Ik leer zoveel van hem.”
Wat bijvoorbeeld?
Omdat hij in zijn eigen wereld leeft, raakt hij zichzelf nooit kwijt. Hij is puur in alles wat hij doet. Als het ongemakkelijk wordt, past hij zich niet aan, maar stapt hij uit een situatie. Verder heeft hij me geleerd om te relativeren. Hij kan als geen ander van het moment genieten.”
Maak je je zorgen over zijn toekomst?
“Iedere dag. We zoeken nu naar een plek waar hij full time zorg kan krijgen. En waar hij kan meedoen, iets kan bijdragen. Bijvoorbeeld door in een keuken te werken, dat vindt hij leuk. Mijn grootste wens is dat hij een plek inde samenleving krijgt, in plaats van ernaast”
Hoe wil je dat voor elkaar krijgen?
“Door mijn ervaringen met de wereld te delen. ‘Ik wou dat hij normaal deed’, zei ik eens tegen een hulpverlener toen Charlie als kleuter naakt in de vensterbank danste. ‘Misschien is dit voor hem wel normaal’, antwoordde zij. Die opmerking heeft mijn ogen geopend. Er is niet één norm voor ‘gewoon’ of ‘anders’; het hangt er maar net vanaf hoe je naar de wereld kijkt. Mijn missie is om zoveel mogelijk mensen daarvan bewust te maken. Onder andere met mijn zelf geschreven toneelvoorstelling Who’s afraid of Charlie Stevens?. Die gaat over de eerste jaren met hem, toen ik echt niet meer wist hoe het verder moest.”
Die periode luidde het einde van je huwelijk met zijn vader in.
“De zorg voor Charlie heeft absoluut zijn weerslag op onze relatie gehad. Maar het was zeker niet de enige reden waarom we zijn gescheiden. Zoals dat vaker gaat, hebben we ons in verschillende richtingen ontwikkeld en zijn we uit elkaar gegroeid. Gelukkig hebben we de zorgtaken in goed overleg kunnen verdelen. De ene helft van de week is Charlie bij André, de andere helft bij mij. Dat werkt prima.”
Speelde het feit dat je nu lesbisch bent ook een rol?
“Niet direct. Toen ik op mijn 24ste een relatie met André kreeg, heb ik hem direct verteld dat ik biseksueel was. In de loop van de tijd zijn mijn gevoelens veranderd. Nu val ik alleen nog op vrouwen.”
Heb je op dit moment een relatie?
“Helaas niet. Ik ben nogal een wervelwind. Kennelijk kan ik mensen snel overweldigen. Dat maakt het er niet makkelijker op. Bovendien pas ik zelf ook in geen enkel hokje. Soms is dat best eenzaam. Ik mis iemand met wie ik mijn dagelijkse sores kan delen. Die af en toe een troostende arm om me heen slaat, of me aan het lachen maakt. Dus universum, als je dit hoort, kom maar op met die nieuwe liefde!”

[Kader]
CV
Na de toneelschool speelde Romana Vrede (Paramaribo 1972) bij verschillende gezelschappen. Sinds 2016 is ze in vaste dienst bij Het Nationale Theater. In 2017 won ze voor haar rol in de voorstelling Racede Theo d’Dor, de prijs voor beste actrice. Verder speelde ze in films en series als TBS, Moordvrouwen De eetclub. 10 november gaat haar nieuwe toneelvoorstelling Wij zijn hier voor Robbiein première. In 2019 komt haar zelf geschreven en geregisseerde stuk Who’s afraid of Charlie Stevens?opnieuw op de planken.

[Kader]
Romana’s favorieten

  • Stad: “Rotterdam. Ik heb ook in Arnhem en Utrecht gewoond, maar uiteindelijk keer ik altijd terug naar de havenstad.”
  • Vakantiebestemming: “Overal waar de zee is.”
  • Gerecht: “Spaghetti vongele, een pastagerecht met Italiaanse schelpdiertjes.”
  • Zomerherinnering: “Afgelopen zomer was ik met een vriendin in Frankrijk. Aan het zwembad schreven we allebei aan ons eigen boek. Heerlijk om dat samen in stilte te kunnen doen.”
  • Herfstmoment: “Een nazomerdag in oktober, waarop je ineens weer zonder jas op een terras kunt zitten.”
  • Muziek: “Quiver a Littlevan de Britse zanger Benjamin Clementine.”
  • Boek: “De stad der blindenen De stad der ziendenvan de Portugese schrijver Jose Saramago.”
  • Zondagmiddagbesteding: “Naar het strand met mijn zoon Charlie.”

Gepubliceerd in Margriet nr. 42, oktober 2018. Foto’s: Marloes Bosch.