Bommeltekenaar Henrieke Goorhuis

Op haar zestiende stopte Henrieke Goorhuis (28) met school om zich volledig op het striptekenen te kunnen toeleggen. De voorlopige kroon op haar werk: het illustreren van het Bommel-verhaal Het lastpak. “De juiste sfeer treffen was het aller-moeilijkst.”

PASPOORT

  • Naam: Henrieke Groothuis
  • Geboren: 20 april 1990 te Veldhoven
  • Woonplaats: Veldhoven
  • Opleiding: gymnasium, atheneum, havo (niet afgemaakt)
  • Privé: LAT-relatie met de Oostenrijkse Thomas Novotny, die in Wenen woont
  • Wapenfeiten: illustreerde in 2016 het Bommel-verhaal Het lastpak. In 2017 volgde het Gouden Boekje Tom Poes en het cadeautje voor heer Ollie. Ze werkt drie dagen per week bij Dromenjager, de studio van Woezel en Pip. Daarnaast tekent ze onder andere voor Donald Duck.
  • Bijzonder: startte op haar 17e een eigen bedrijf

Mevrouw Duck
“Ik ben zo ongeveer met een potlood in mijn hand geboren. Waar die passie voor tekenen vandaan kwam, is mijn ouders een raadsel. In ieder geval niet van hen; mijn vader is ingenieur, mijn moeder werkt in de thuiszorg. Op mijn vijfde ontdekte ik in de wachtkamer van de tandarts het weekblad Donald Duck. Het was liefde op het eerste gezicht. Er zit veel actie in de verhalen, op de tekeningen is van alles te zien. En hoewel zijn goede bedoelingen niet altijd het gewenste resultaat opleveren, doet Donald in ieder geval zijn best. Daar herken ik me wel in. Mijn obsessie met hem was zo groot — mensen noemden me als kind zelfs mevrouw Duck — dat mijn ouders me een abonnement op het blad gaven. Elk nieuw nummer verslond ik. Je kunt rustig stellen dat Donald me de liefde voor de strip heeft bijgebracht.”
Proefpagina
“Rond mijn vijftiende ging het niet lekker op school. Formules en rijtjes stampen werkte voor mij niet. Ik verloor mijn interesse en motivatie voor leren. Als afleiding besloot ik me serieus in strips te gaan verdiepen en een studie van Disney te maken. Zo werkte ik toen en zo werk ik nog steeds: ik wil precies weten hoe een tekening in elkaar zit, voordat ik me er zelf aan waag. De oude videobanden met Duck-cartoons die we hadden, draaide ik grijs. Ik zette ze steeds weer stil, zodat ik ze plaatje voor plaatje kon bestuderen. Daarna ging ik zelf aan de slag.
In diezelfde periode bezocht ik voor het eerst een stripbeurs, de Stripdagen. Terwijl ik bij station Houten op de bus wachtte, tekende ik Donald. ‘Dat doe je goed’, zei de man die over mijn schouder meekeek. Het bleek Mau Heymans te zijn, een bekende Duck-tekenaar die al sinds 1987 voor Disney werkt. Ik kreeg een uitnodiging om op de redactie van het blad langs te komen. Met mijn moeder toog ik naar het kantoorpand in Hoofddorp. Ik kon nauwelijks geloven dat ik daar ineens tussen mijn helden stond. Nadat ik een rondleiding had gehad, kreeg ik een plot mee. Op basis daarvan mocht ik een proefpagina maken. Een half jaar lang heb ik eindeloos veel versies getekend, zo onzeker was ik. Toen ik de pagina uiteindelijk inleverde, werd die meteen aangekocht. De redactie wilde graag meer werk van me, maar ik vond mezelf nog niet goed genoeg. Van de gedachte dat zoveel mensen mijn tekeningen zouden zien, werd ik bloednerveus. Het zou acht jaar duren voor ik weer iets voor Donald Duck zou maken.”
Eigen baas
“Toen ik die eerste pagina verkocht, was ik ineens een freelance illustrator. Ik kon alleen betaald krijgen als ik me als zelfstandige inschreef bij de Kamer van Koophandel. Dat deed ik dus, op mijn zeventiende. ‘Hoe heet uw bedrijf?’, vroeg de man achter de balie. Naïef als ik was, had ik daar niet eens overgedacht.
Inmiddels was ik met school gestopt. Mijn ouders hadden daar uiteraard hun bedenkingen bij. Maar ze zagen wel in dat hun verzet me alleen maar vastberadener zou maken. Ze gaven me drie jaar om te kijken of ik als tekenaar een klantenkring kon opbouwen. Dat lukte wonderwel. Een dierentuin in Kerkrade die ik een keer een zelfgemaakte kleurplaat had gemaild en die mijn vrijwillig gemaakte tekeningen voor andere dierentuinen had gezien, vroeg me om alle informatieborden voor hen te illustreren. Die staan er nog altijd. En ik verkocht tekeningen via online fora, zoals deviantart.com. Van wat ik verdiende, betaalde ik kost en inwoning aan mijn ouders. Ik heb enorme mazzel gehad dat ze me de ruimte hebben gegeven om mijn droom te volgen. Zonder hun steun was ik vermoedelijk niet zo ver gekomen.”
Mensendieren
“Voor mijn dertiende verjaardag ging ik naar de dierentuin. Daar besloot ik samen met een vriendin een dier te ‘adopteren’. Dat werd een maki, een beetje rare halfaap, met een soort hondenhoofd en een schele blik. Uiteraard tekende ik ‘mijn’ maki zoveel mogelijk. Kiki — zo had ik haar genoemd — werd mijn ‘profielfoto’ op de fora waarop ik werk plaatste. Nog altijd kennen mensen me van dit figuurtje. Ze is mijn mascotte geworden.
De met uitsterven bedreigde maki’s hebben een speciale plek in mijn hart. Ik zamel bijvoorbeeld geld in voor de bescherming van de maki’s op Madagaskar. Maar eigenlijk houd ik van alle dieren. Zelfs van muggen ja. Als ik geen striptekenaar was geworden, was ik zeker iets met dieren gaan doen. Ik teken ook bijna niets anders. Mijn specialisatie is vermenselijkte dieren. Wereldwijd is er een grote community van illustratoren die zich daarop heeft toegelegd. We delen ons werk via internet en treffen elkaar ook regelmatig in het echt, bijvoorbeeld op internationale beurzen. Bij zo’n bijeenkomst, Eurofurence in Berlijn, heb ik mijn Oostenrijkse vriend ontmoet. Ik kende hem al van de fora; hij is IT-er, maar verkoopt ook tekeningen online. We hebben dus een gedeelde passie. Daarover raken we, ook na tien jaar, nog steeds niet uitgepraat. Heel soms werken we met z’n tweeën aan een tekening. En we maken samen poppen voor animaties en kostuums voor cosplay.”
Perfectionist
“Een partner uit het vak is heel fijn, zeker als je zo bezeten van je werk bezig als ik. Bij de start van iets nieuws, stort ik me daar helemaal in. Dan wil ik er alles over weten, of het nu om de anatomie van dier of de wereld van Olie B. Bommel gaat. Soms ben ik zo gebiologeerd door een mooie lijnvoering in een tekening dat ik er wel twintig minuten naar kan kijken. Ik heb ook planken vol naslagwerken, vooral over dieren. Een andere illustrator die een pelikaan tekent kiest er één, maar ik wil meteen alle acht de soorten in de vingers krijgen. Verder ben ik ontzettend perfectionistisch. Een lijn moet net zo lang over tot hij exact goed is. Mijn precisiewerk onderscheidt me van anderen. Het nadeel is wel dat die aanpak veel tijd kost. Met het schetsen en inkten van één pagina ben ik rustig vier dagen zoet.”
Mannenwereld
“Als striptekenaar zit ik bijna altijd tussen mannen. Dat is van oudsher nu eenmaal zo. Soms ben ik op een feestje met collega’s en realiseer ik me ineens dat ik de enige vrouw ben. Persoonlijk zit ik daar niet mee. Ik heb er nooit last van gehad, en heb ook niet het gevoel dat ik erdoor ben benadeeld. Of het misschien zelfs in mijn voordeel heeft gewerkt? Dat hoop ik niet, want ik wil beoordeeld worden op wat ik doe, niet op wie ik ben. Trouwens, er verandert wel wat als het om sekseverschillen gaat. De traditionele stripwereld bestaat weliswaar nog grotendeels uit mannen, maar op internet is dat heel anders. Het merendeel van de tekenaars die ik online volg, is vrouw. En ook op de beurzen waar ik kom, lopen veel vrouwen rond. Het wordt dus steeds gelijkwaardiger.”
Bommel
“Ik kende Tom Poes alleen van een hoorspel, dat tussen 2007 en 2009 elke nacht tussen kwart voor één en één op de radio werd uitgezonden. Daar bleef ik als tiener voor op. Maar ik had nog nooit iets van Marten Toonder gelezen toen ik werd gevraagd om een nieuw Bommel-verhaal te illustreren. Nadat hij mijn werk had gezien, tipte Jan-Willem de Vries van het Groningse Stripmuseum de Toonder Compagnie over mijn werk. Dit is te mooi om waar te zijn, dacht ik toen die me benaderde. Ik vond het doodeng om in de voetsporen van zo’n tekengrootheid te treden. Maar tegen zo’n kans zeg je natuurlijk geen nee.
Ik heb me helemaal in het werk van Toonder ondergedompeld. Een half jaar dacht ik aan niets anders. Ik vond dat ik het aan hem verplicht was om zijn stijl zo precies mogelijk te imiteren. Dat lukt alleen als je heel goed kijkt. Dan zie je dat de beentjes van Bommel als hij staat altijd tegen elkaar aan zijn getekend. Dat Joost voetje voor voetje zet, en nooit waggelt. En dat de stadspoort van Rommeldam altijd anders is. Net als kasteel Bommelstein trouwens.”
Sfeer
“De grootste opgave was om alle details onder de knie te krijgen. De personages in Bommel zijn heel ruimtelijk getekend. Je bouwt ze op door ze als het ware op papier te kleien. Waar ik erg aan moest wennen, waren de hoekige lijnen, vooral van Bommel zelf. Van nature teken ik ronder, meer in de Disney-stijl. Maar het allermoeilijkste vond ik de achtergronden. Die bepalen de sfeer. De kamers, de natuur; Toonder heeft ze allemaal zo liefdevol en met zoveel details getekend. Soms moest ik voor mijn gevoel wel tienduizend bloemetjes maken. Dat vraagt nogal wat van je geduld, zeker als je zo werkt als ik.
Een extra uitdaging was dat ik de wereld van Toonder nooit zelf heb gekend. Toen hij stopte met tekenen, was ik nog niet eens geboren. Ik weet niet hoe het voelde om in de jaren veertig of vijftig te leven. Mijn zorg was dat ik daarom ik geen authentieke sfeer zou kunnen creëren, dat mijn werk een karikatuur zou worden. Om dat te voorkomen, heb ik ook veel research naar die tijd gedaan. Zodat ik precies wist hoe een telefooncel van toen eruit zag. Het was het beste alternatief voor tijdreizen.”
Verlegen
“Afgelopen decennia zijn er heel wat Toonder-tekenaars geweest. Maar ik ben de eerste vrouwelijke Bommel-maker. Bij het verschijnen van het door mij getekende verhaal Het Lastpak in 2016 was daar in de pers veel aandacht voor. Wat mij betreft niet nodig; ik doe gewoon mijn werk. Wat maakt het dan uit of ik een man of een vrouw ben? Het gaat erom dat mijn kwaliteit goed is. Daar komt bij dat ik helemaal niet graag in de spotlight sta. Ik ben nogal verlegen en mis de arrogantie om van de daken te schreeuwen dat iedereen mijn tekeningen moet zien. Vandaar ook dat ik het lastig vind om met mijn werk de boer op te gaan. Gelukkig ben ik tot nu toe voor alle grote klussen gevraagd. Ook voor mijn huidige baan bij de tekenstudio van Dromenjager, het bedrijf dat alles van Woezel en Pip maakt.”
Woezel en Pip
“De art director van Dromenjager, Wil Raymakers, tekent zelf Bommel en zit nog altijd in het bestuur van de Toonder Compagnie. Daar kreeg hij mijn werk onder ogen. Kennelijk zag hij iets in me. Het was een bijzonder kennismakingsgesprek met hem en Dromenjager-oprichter Dinand Woesthoff. Woezel en Pip kende ik nauwelijks, en van Dinand had ik helemaal nog nooit gehoord. Desondanks vroegen ze me of ik drie dagen in de week bij ze wilde komen werken. Daar moest ik wel even over nadenken. Ik had namelijk net besloten om bij mijn vriend in Wenen te gaan wonen. Maar de kans om met andere tekenaars in een studio samen te werken, trok me over de streep. Tien jaar lang had ik alleen op mijn meisjeskamer gezeten. Ik miste het om met collega’s ideeën uit te kunnen wisselen. Om feedback op mijn werk te krijgen en mezelf zo te kunnen verbeteren.
Twee jaar verder heb ik nog geen seconde spijt van mijn besluit gehad. Door de samenwerking leer ik elke dag. Mijn collega’s inspireren me om nieuwe dingen te proberen. Qua stijl ligt Woezel en Pip me bovendien heel erg. Als vanzelf maak ik lieve illustraties; gemene dieren tekenen lukt me gewoon niet. Ik wil dat mensen blij worden van mijn werk.”
Droom
“Als ik eerlijk ben, is mijn droom al uitgekomen. Ik mag de hele dag tekenen en verdien daar ook nog mijn geld mee. Rijk word ik er niet van, maar dat geeft niet; het maakt me gelukkig. Wat ik nog graag zou doen? Een poster met alle 112 soorten maki’s tekenen. En ik wil graag meer Disney maken, omdat die strips me hebben gevormd. Als ik dan toch een droom moet noemen, is het de perfecte Donald Duck-strip tekenen. Al zal dat vermoedelijk nooit lukken.”

[Kader]
ALDUS HENRIEKE

  • Ik ga het liefst op vakantie naar….
    “Disneyland natuurlijk. Ik ben wereldwijd in tien verschillende parken geweest, en ik vond ze allemaal even geweldig.”
  • In de trein…
    schets ik graag op mijn iPad. Als ik daar te moe voor ben, Twitter ik of luister ik muziek.”
  • Mijn favoriete band is….
    The Might By Giants. Daar ben ik echt door geobsedeerd. Eén van de dingen waar ik heel trots op ben, is dat de band een fantekening van mij voor een officieel T-shirt heeft gebruikt.”
  • Op mijn nachtkastje….
    liggen vooral informatieve boeken, over dieren en geschiedenis. En de tijdschriftenreeks De geschiedenis van de Toonder Studio’s.”
  • De laatste film die ik zag was….
    “Incredibles 2. Leuk!”
  • Als ik een dag vrij hebt….
    “ga ik voor mezelf tekenen. Of naar de Apenheul om foto’s te maken. Dan ben ik volmaakt gelukkig.”

Gepubliceerd in StripGlossy 10, september 2018. Foto: Peter Beemsterboer.