Elektroshocks bij depressie

Elektroshocks: het klinkt doodeng en nogal ouderwets bovendien. Maar ECT, zoals elektroshock-therapie tegenwoordig heet, kan voor mensen met een aanhoudende depressie levensreddend zijn.

In de zomer van 2017 was Carlijn Arts helemaal op. Na twaalf jaar zware depressies, vier opnames en enkele zelfmoordpogingen zag ze geen uitweg meer. Gesprekstherapie, gedragstherapie, EMDR, wel dertig (combinaties van) medicijnen: ze had het allemaal geprobeerd. Ook een korte tijd elektroconvulsietherapie, kortweg ECT. Soms hielp een behandeling eventjes, maar altijd kwam de depressie terug, vaak nog heftiger dan daarvoor.
In uiterste wanhoop meldde ze zich bij de Haagse Levenseindekliniek, klaar om het leven los te laten. In haar hoofd had ze al van iedereen afscheid genomen. Maar na een uitgebreide intake wezen de medewerkers van de kliniek haar verzoek om hulp bij zelfdoding af. De reden: ze was nog niet uitbehandeld. 

Laatste poging
Zo kwam ze terecht bij psychiater Eric Ruhé van het Radboud UMC in Nijmegen. Hij is gespecialiseerd in moeilijk behandelbare depressies en doet wetenschappelijk onderzoek naar onder andere ECT. ‘Het verhaal van Carlijn Arts is niet zo uitzonderlijk als je misschien denkt,’ zegt Ruhé. ‘Eén op de vijf Nederlanders krijgt in zijn of haar leven een depressie, jaarlijks zo’n 550.000 mensen. Bij ongeveer een derde van de patiënten houdt de depressie lang aan, ondanks verschillende behandelingen. Vaak zelfs langer dan twee jaar. In dat laatste geval spreek je van een persisterende depressie. Dat heeft een enorme impact, op henzelf, maar ook op hun omgeving.’
Ruhé vertelde Carlijn dat sommige mensen met een aanhoudende depressie baat hebben bij een onderhoudsbehandeling met ECT. Zeker in combinatie met medicijnen die ze nog niet eerder had geprobeerd, kon hij haar daar mogelijk toch mee helpen. Vol scepsis besloot ze nog één behandelpoging te wagen, meer voor haar familie en haar vriendin dan voor zichzelf.
‘In het begin lag ik huilend op de OK, hopend dat ik niet uit de narcose zou ontwaken,’ vertelt ze. ‘Maar na acht sessies werd de bril waardoor ik de wereld zag ietsje lichter. En ik kwam langzaamaan tot rust. In slechte tijden krioelen de negatieve gedachten als mieren door mijn hoofd. Door de ECT verminderde dat. Ik twijfel weliswaar nog altijd veel aan mezelf en denk ook nog regelmatig aan de dood, maar het is niet te vergelijken met twee jaar geleden.’
Waarom patiënten zoals Carlijn Arts zich door ECT beter gaan voelen, snappen artsen en wetenschappers zelfs na ruim tachtig jaar – in Nederland werd de therapie in 1939 voor het eerst toegepast – nog steeds niet helemaal. Vermoedelijk helpt de behandeling (mede) om de verstoorde informatienetwerken in de hersenen van depressieve patiënten te herstellen, waardoor de communicatie tussen de hersenkernen verbetert. Bij voldoende herhalingen verminderen de depressieve klachten vaak aanzienlijk of verdwijnen zelfs helemaal.

Zwart gat
Arts had al jong met ernstige en aanhoudende depressies te maken. Een officiële diagnose kreeg ze toen ze achttien was, maar ze vermoedt dat ze al veel langer depressief was. Of het nu ging om school, sport of relaties met familie of vrienden: ze voelde zich nooit goed genoeg. Haalde ze een acht voor een toets, dan voelde dat als een falen. Ze groeide op in een liefdevolle en stabiele omgeving, dus daar lag het niet aan. Het zat in haarzelf.
Een carrière als actrice en zangeres was haar grote droom. Dus toen ze na de middelbare school op een musicalopleiding werd toegelaten, kon ze haar geluk niet op. Toch ging het juist daar helemaal fout. ‘Ik wilde niet onder doen voor de andere studenten en legde de lat torenhoog,’ vertelt ze. ‘Als we bijvoorbeeld een nieuwe choreografie kregen aangeleerd, moest ik die van mezelf meteen foutloos kunnen. Natuurlijk kon ik mijn eigen verwachtingen nooit waarmaken. Daardoor werd ik steeds onzekerder en bozer op mezelf. Ik vond mezelf een loser.’
Arts belandde in een neerwaartse spiraal en begon over de dood te fantaseren. Haar sombere en destructieve gedachten putten haar zodanig uit, dat ze steeds slechter ging presteren. Dat nam ze zichzelf dan óók weer kwalijk. Na twee jaar ging het echt niet meer en moest ze met de opleiding stoppen.
Terugkijkend was dat misschien de genadeklap, denkt ze. ‘Ik kreeg steeds meer moeite om uit bed te komen, om de gewone dagelijkse dingen te doen. Alles was zwart, zwart, zwart.’ Tien jaar lang zat ze vast in dat donkere gat. In die tijd ging ze van de ene hulpverlener naar de andere. Tot ze door haar hoofdbehandelaar bij de GGZ werd doorverwezen naar psychiater Ruhé. 

Epileptische aanval
Met alleen een operatiejasje aan wordt Arts op een zonnige herfstochtend in een ziekenhuisbed de behandelkamer van het Radboud UMC binnengereden. Haar bruine haar in een staartje bovenop haar hoofd, om haar mond een gespannen glimlach. ‘Goed je weer te zien,’ begroet Ruhé haar. Hij zal Arts vandaag voor de 83e keer ECT geven. Dat gebeurt onder volledige narcose op de chirurgische dagbehandeling.
Geroutineerd – ze behandelen op deze vrijdagochtend nog tien andere ECT-patiënten – gaan de ziekenhuismedewerkers aan de slag. Arts krijgt een bloeddrukmeter om. Op haar hoofd en lijf komen verschillende plakkers, waarmee de zorgverleners onder andere haar hersenactiviteit, hartslag en spierspanning in de gaten houden. Dan bevestigt een gespecialiseerde verpleegkundige twee elektroden ter hoogte van haar slaap. Daardoor krijgt ze zo een dosis elektrische lading toegediend, die in haar hersenen een korte epileptische aanval zal opwekken.
‘Slaap lekker,’ zegt de physician assistent anesthesiologie, terwijl ze het narcosemiddel in het infuus in haar arm spuit. ‘We gaan goed voor je zorgen.’ Als Arts’ ogen dichtvallen, volgt een spierverslapper om haar lichaam stil te houden.
Dan is het de beurt aan de psychiater. Met een simpele druk op de knop laat hij de elektrische stroom z’n werk doen in de hersenen van Arts. Even trekt haar gezicht in een grimas samen. Een seconde of dertig, langer duurt de epileptische aanval niet. Op een papiertje dat uit het ECT-apparaat rolt, checkt Ruhé de hersengolven. Hij knikt tevreden. Behandeling geslaagd, ze kan weer wakker worden. Amper een kwartier nadat ze de OK werd binnengereden, ligt Carlijn Arts op de uitslaapkamer. 

Goede resultaten
De eerste vier stappen van het behandelprotocol bij depressie bestaan uit (een combinatie van) medicijnen. Als iemand daar niet of nauwelijks op reageert, kan ECT uitkomst bieden: 50 tot 75 procent van de mensen met een moeilijk behandelbare depressie knapt van deze therapie op. Geen enkel medicijn geeft zulke goede resultaten. Toch krijgt slechts één procent van de groep die er baat bij kan hebben ECT, becijferden acht Nederlandse psychiaters van drie verschillende ziekenhuizen eerder dit jaar.
Hoe kan dat? Raar maar waar: of iemand de optie van ECT wel of niet krijgt voorgelegd, berust deels op toeval. Het hangt er namelijk maar net vanaf in welk ziekenhuis of welke GGZ-instelling hij of zij onder behandeling is. Als daar geen ECT wordt gedaan, zullen behandelaren de therapie ook minder snel aanraden, blijkt uit de praktijk.
Onbekend maakt dus onbemind. Niet alleen bij psychiaters en psychologen, ook bij de patiënten zelf. Veel van hen denken bij het woord ‘elektroshock’ direct aan een stuiptrekkende Jack Nicholson in One Flew Over The Cuckoo’s Nest. En het geschetste beeld in deze film klopte — toentertijd — nog aardig ook. Tot eind jaren ‘50 werd de behandeling namelijk zonder narcose en spierverslappers uitgevoerd. Hierdoor verkrapten en schokten patiënten soms zo heftig, dat ze spieren scheurden of botten braken.
Gelukkig is dat vandaag de dag heel anders. Afgezien van de narcose en de spierverslappers, is ook de aard van de elektrische lading veranderd. In plaats van zogenaamde sinusgolven gebruikt men nu blokgolven die minder bijwerkingen geven. Verder kunnen psychiaters steeds preciezer de juiste sterkte bepalen, zodat iemand niet een onnodig hoge dosis krijgt toegediend. Ook dat vermindert de bijwerkingen aanzienlijk. 

Geheugenverlies
Dat betekent niet dat ECT geen nadelen heeft. Het is natuurlijk niet niks om voor iedere behandelsessie onder narcose te moeten. En bijwerkingen zijn er nog zeker. Direct na een behandeling kunnen patiënten zich verward voelen, misselijk zijn of hoofdpijn hebben. Die klachten trekken binnen een paar uur weg.
Dat ligt anders met de belangrijkste bijwerking: geheugenverlies. Ongeveer 10 procent van de patiënten krijgt daarmee te maken. Vooral herinneringen aan persoonlijke gebeurtenissen, zoals een vakantie of een bruiloft blijken kwetsbaar. Het geheugen voor vaardigheden (zoals fietsen of koffiezetten) en voor begrippen en feiten (de hoofdstad van Frankrijk) blijft meestal onaangetast.
In veel gevallen zijn ook geheugenklachten tijdelijk en verdwijnen die na afloop van de therapie. Maar bij een kleine groep – hoeveel precies is niet bekend – blijven de gaten in de herinneringen lang bestaan, misschien wel voor altijd. Helaas is het niet vooraf te voorspellen voor wie dat geldt. In het slechtste geval werkt de ECT niet, maar zit een patiënt wel met de nare gevolgen.
‘Die geheugenproblemen kunnen heel ingrijpend zijn,’ erkent Ruhé. ‘Dat patiënten ze op de koop toe nemen, geeft wel aan hoe erg ze onder hun depressie lijden.’ Ook Carlijn Arts, die twee uur na de narcose genoeg is opgeknapt om weer naar huis te mogen, heeft flinke gaten in haar herinneringen. Zo weet ze nauwelijks nog iets van de keren dat ze werd opgenomen. ‘Al is dat misschien maar beter ook,’ zegt ze. Of haar klachten tijdelijk of blijvend zijn, zal de tijd leren. Hoe dan ook, zijn ze voor haar nooit een reden geweest om met de behandeling te stoppen. ‘Zonder ECT was ik er niet meer geweest. De therapie heeft zonder twijfel mijn leven gered.’

Dromen over de toekomst
Gemiddeld krijgen patiënten veertien tot twintig keer ECT. Soms zijn er echter meer sessies nodig. ‘Depressie is een aandoening die vaak terugkomt,’ verklaart Ruhé. ‘Als ECT eerder effectief was bij iemand, is dat een goede reden om de therapie bij een nieuwe episode weer te geven. Verder zijn er ook patiënten zoals Arts, bij wie de kans op een terugval zo groot is dat ze langdurig een onderhoudsbehandeling nodig hebben. Bij zulke onderhouds-ECT proberen we de tussenpozen tussen de sessies wel steeds langer te maken.’
Begon Arts eind 2017 met twee behandelingen per week, nu is dat nog eens in de vier weken. Die langzame afbouw blijkt bij haar succesvol. Inmiddels werkt ze met plezier tweeëneenhalve dag per week bij een dagbestedingsatelier en geeft haar leven ‘meestal een 7 of een 8.’ Ze durft zelfs weer te dromen over de toekomst. Haar grootste wens? Oud worden met haar lieve vriendin, die haar al bijna vijf jaar door dik en door dun steunt. Iets mooiers kan ze zich niet voorstellen.

[Kader]

4 vragen over ECT

Wie komen ervoor in aanmerking?
Patiënten met een ernstige depressie met psychotische verschijnselen. Of met een ernstige depressie die niet opknapt van behandeling met vier verschillende soorten voorkeursmedicijnen (of combinaties daarvan).

Waar kun je terecht?
Volgens een onderzoek van drie psychiaters van het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Psychiatrie in 2017, wordt ECT uitgevoerd in 25 (academische en algemene) ziekenhuizen en 8 GGZ-instellingen. 

Zijn patiënten met ECT van de medicijnen af?
Nee. Om de kans op succes te vergroten, moeten mensen tijdens en na afloop van de ECT langdurig antidepressiva blijven gebruiken. Dat klinkt onlogisch, aangezien ze juist ECT krijgen omdat ze onvoldoende of niet op medicatie reageren. Maar zo vreemd is het volgens psychiater Ruhé niet. ‘Mensen met een chronische depressie zitten in een diep dal,’ legt hij uit. ‘Medicijnen alleen zijn dan soms niet genoeg om ze daaruit omhoog te trekken. Met een combinatie van ECT en medicatie lukt dat vaak wel. Naderhand helpt medicatie om te voorkomen dat ze terugvallen.’

Wat als ECT onverhoopt ook niet werkt?
Dan zijn er gelukkig nog andere opties. Bepaalde weinig gebruikte medicijnen, die niet in de eerste vier stappen van het behandelprotocol voor depressie staan bijvoorbeeld. ECT is dus een redmiddel, maar zeker niet het laatste.

Gepubliceerd in Psychologie Magazine, 03/2020.