Huisdierliefde

Een huisdier neem je meestal voor de gezelligheid. Maar wist je dat ze ook goed zijn tegen somberheid en zelfs de kans op een hartaanval verkleinen?

Ruim 33 miljoen. Zoveel huisdieren hebben we naar schatting in Nederland. Dat becijferde de Universiteit Utrecht een paar jaar geleden. Meer dan de helft van de gezinnen (59 procent) bezit minimaal één gezelschapsdier. Bijna een kwart heeft een kat (daarvan hebben we er gezamenlijk 2,6 miljoen), een op de vijf een hond (in totaal goed voor 1,5 miljoen exemplaren). Andere populaire huisdieren zijn konijnen (1,2 miljoen), zang- en siervogels, (3,9 miljoen), postduiven (5 miljoen) en aquarium- en vijvervissen (18 miljoen).
Al die dieren houden we vooral vanwege de gezelligheid die ze bieden. Maar we blijken er nog veel meer baat bij te hebben. “Afgezien van dat het natuurlijk gezond is om bijvoorbeeld met een hond te wandelen, kunnen huisdieren je echt beter laten voelen”, zegt GZ-psycholoog Nienke Endenburg. Zij is al meer dan dertig jaar werkzaam bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en doet daar onder andere onderzoek naar de relatie tussen mens en dier. “Als je bijvoorbeeld vriendelijke dieren aait, maak je oxytocine aan. Dit stofje, ook wel het knuffelhormoon genoemd, vermindert stress en agressie en verhoogt de pijngrens. Dat zorgt er dan weer voor dat je bloeddruk, je hartslag en zelfs je cholesterol omlaag gaan. Mede om die reden hebben kattenbezitters een acht keer kleinere kans op een hartaanval en hondenbezitters zelfs twaalf keer, blijkt uit internationale onderzoeken.”
Sociale steun
Een kleine kanttekening: om optimaal van dat positieve gezondheidseffect te profiteren, moet je wel echt contact met een dier maken. Hoe hechter de band, hoe groter de impact. “De intensiteit van de relatie is belangrijker dan het soort dier”, legt Endenburg uit. “Met een hond of kat voelen eigenaren vaak sneller een connectie dan met een konijn dat in een hok achterin de tuin woont. Aan de andere kant zijn er zat mensen die helemaal verknocht zijn aan hun cavia’s of hun papegaai. Ook met gedomesticeerde boerderijdieren als een paard of zelfs een schaap kun je een heel sterke binding hebben.”
Die band is zo essentieel omdat die een gevoel van sociale steun geeft. Je waant je daardoor minder alleen. Dieren zijn er immers altijd voor hun je. Bovendien is hun liefde onvoorwaardelijk — ze vooroordelen je niet en laten je nooit in de steek. Zulke sociale steun is heel belangrijk voor je geestelijke én je lichamelijke gezondheid. Hoe meer gesteund je je voelt, hoe minder kans op bijvoorbeeld somberheid of depressie. En het stressverlagende effect versterkt je afweer. Australisch onderzoek toonde zelfs aan dat mensen met huisdieren minder vaak naar de huisarts gaan en minder medicatie gebruiken.
“Uit eigen onderzoek weten we dat 95 procent van de eigenaren met hun dier praat”, vertelt Endenburg. “Dat gaat veel verder dan alleen ‘Brokjes?’ of ‘Wandelen?’. Mensen luchten echt hun hart. Maar liefst driekwart gelooft dat hun dier alles begrijpt wat ze zeggen. Dus óók als ze over hun baas klagen of hun verdriet delen.”
Contact
Iets anders is dat dieren daarnaast zorgen voor meer menselijk contact. Hondenbezitters weten maar al te goed dat ze met hun viervoeter veel meer aanspraak hebben dan als ze alleen op straat lopen. Maar ook dieren die je niet hoeft uit te laten, kunnen je met andere mensen in contact brengen. Endenburg: “Eenzaamheid is in onze maatschappij een groot probleem. Huisdieren geven je de mogelijkheid om nieuwe verbanden te creëren. Bijvoorbeeld door met ze naar clubs, cursussen, wedstrijden of shows te gaan. Ook online delen mensen veel met elkaar over hun dieren. Voor ieder denkbaar ras is er wel Facebookgroep of forum. Dat versterkt net zo goed het gevoel van sociale steun.”
Zelf kan Endenburg zich in ieder geval geen leven meer voorstellen zonder haar honden, katten, schapen en paarden. Die gebruikt ze trouwens ook in haar praktijk voor psychologische hulp. “Met een dier erbij ontstaat er tijdens een behandelgesprek een heel andere sfeer. Mensen stellen zich makkelijker open en delen meer. Uiteraard houd ik scherp in de gaten of mijn dieren zich daar óók goed bij voelen. Want of je nu huisdieren of hulpdieren hebt, hun welzijn moet altijd voorop staan.”

De hechte band van scenarist en striptekenaar Willem Ritstier (60) met zijn hond Yappo (12) werd na het overlijden van zijn eerste vrouw Wil alleen nog maar sterker.
“Wil had al kanker toen we onze flat-coated retriever Yappo kregen. Gezien haar ziekte hebben we wel even over zijn aanschaf getwijfeld. Maar de gezelligheid en positieve afleiding van een hond gaven de doorslag om toch voor een puppy te gaan.
De eerste jaren dat hij bij ons was, waren woelig, voor ons én voor hem. We kregen veel zorgverleners voor mijn vrouw over de vloer. Van nature is Yappo heel sociaal; het liefst begroet hij iedereen uitbundig. Dat dat toen niet altijd mocht, begreep hij niet. Ongetwijfeld voelde hij ook onze stress. Het maakte hem thuis soms timide. Buiten uitte hij zijn eigen spanning door naar andere honden uit te vallen.
Yappo was nog geen drie toen Wil overleed. In de periode daarna werd hij mijn steun en toeverlaat. Als ik verdrietig was, zocht hij me uit zichzelf op om me te troosten. Met zijn reebruine ogen zei hij: ik begrijp het. Nu ik erover praat, schiet ik weer vol. Met zijn positieve energie zorgde hij ervoor dat ik niet in het zwarte gat bleef hangen. Het was zo belangrijk dat er iemand op me wachtte als ik alleen thuiskwam. En tijdens onze lange wandelingen samen kon ik mijn hoofd een beetje leegmaken. Mede dankzij hem kreeg mijn leven weer betekenis.
Een paar jaar geleden heb ik een graphic novel over de ziekte van mijn vrouw gemaakt, Wills kracht. Nu werk ik aan een vervolg, Opstaan en doorgaan, over de tijd na haar overlijden. Yappo staat op de cover en komt op minstens een derde van de pagina’s terug. Het onderstreept hoe belangrijk hij voor me was én is. Vandaar ook, dat ik dit boek aan hem opdraag.”

Sylvia (57) en André (57) Janssen uit Amersfoort hebben vijf raskatten: Britse kortharen Dusty (15), Loebas (13), Freddie (7) en Summer (7) en de Schotse vouwoorkat Tygo (5).
André: “Ik vond mezelf echt een hondenmens. Dus toen Sylvia 35 jaar geleden katten wilde, krabde ik me wel even achter mijn oren.”
Sylvia: “Eerst hadden we twee gewone huis-, tuin- en keukenkatten, Timmie en Tijger.”
André: “Ik was al snel om. Katten zijn zo bijzonder. Gezellig, maar ook heel zelfstandig en eigengereid. Ze zeggen niet voor niets: de mens is de baas van de hond, maar de kat is de baas van de mens.”
Sylvia: “We werden nieuwsgierig naar andere soorten. Zo kwamen we bij een kattenshow terecht. Daar vielen we als een blok voor de Britse kortharen.”
André: “Dat kon ook haast niet anders. Ze zien eruit als knuffelberen.”
Sylvia: “Britse kortharen zijn heel sociaal, maar ze komen niet snel op schoot. Vanwege onze lichamelijke beperkingen is dat beter; te veel gewicht is voor ons al gauw pijnlijk. En Loebas weegt wel 11 kilo!”
André: “We zeggen steeds: nu hebben we genoeg katten. Maar dan komt er toch weer één bij.”
Sylvia: “André wil heel graag nog naaktkat. Die is mooi van lelijkheid.”
André: “Onze dieren zijn echt onze kinderen. Door onze gezondheidsproblemen zijn we veel aan huis gekluisterd. De katten zorgen voor aanspraak en afleiding.”
Sylvia: “Ze voelen het ook feilloos aan als we niet lekker in ons vel zitten. Dan komen ze extra bij ons zitten. Natuurlijk verminderen ze de pijn niet, maar als ik een tijdje met ze knuffel, voel ik me toch beter.”
André: “Een aantal jaar geleden heb ik een zware rugoperatie ondergaan. Onze katten hebben me toen echt door die moeilijke periode gesleept. We zouden niet meer zonder ze kunnen.”

Viola van Bohemen Welter (38) heeft twee paarden: Iros (24) en Abbath (12). Haar man Anton rijdt ook fanatiek. Samen hebben ze een zoon van negen maanden, Ralph.
“Zolang als ik me kan herinneren, heb ik een klik met pony’s en paarden. Op mijn zesde ging ik voor het eerst op ponykamp. Daarna was ik niet meer uit de manege weg te slaan. Als tiener werkte ik iedere zomervakantie op een kinderboerderij, waar ik de pony’s verzorgde en erop mocht rijden. Later, toen ik uit huis ging, bleef de fascinatie. Paarden zijn zulke bijzondere, gevoelige dieren. Abbath wist bijvoorbeeld eerder dan ik dat ik in verwachting was. Hij heeft iets met zwangere vrouwen, staat altijd verliefd naar ze te koekeloeren. Dus toen hij anderhalf jaar geleden zijn hoofd met die herkenbare, zwijmelende blik tegen mijn buik duwde, wist ik genoeg.
In 2007 kocht ik mijn eerste eigen paard, Iros. Hij is dus al mijn hele volwassen leeftijd bij me. Van een verbroken relatie tot een bruiloft: we hebben zoveel hoogte- en dieptepunten gedeeld. Dat maakt onze band heel sterk. In 2015 kwam Abbath bij onze familie. We hebben ook drie lieve katten, maar omdat ik zoveel samen met ze doe, is mijn contact met de paarden intenser. Ze zijn echt mijn maatjes en vormen een onlosmakelijk deel van mijn bestaan. Al is het maar omdat ik minstens vijf dagen per week met ze in touw ben. Dat is sinds de geboorte van Ralph nauwelijks veranderd. Ik moet mijn dagen nu wat anders plannen, maar Iros en Abbath horen bij ons gezin en verdienen mijn tijd dus net zo goed. Ze zijn trouwens ook gek op Ralph; Abbath kan rustig een kwartier met zijn hoofd boven de kinderwagen hangen. Ik bezuinig nog liever op mezelf dan op hen; mijn paarden zijn het laatste dat ik weg zou doen.”

Gepubliceerd in Radar+, augustus 2019. Foto door Dominika Roseclay via Pexels.