Levenslessen van correspondent Tim de Wit

Groot-Brittannië-correspondent Tim de Wit weet sinds 2005 dat hij de ziekte van Crohn heeft. Ondanks de grote impact van die darmziekte op zijn leven, laat hij zich daar niet door beperken. “Met de coronacrisis moet ik extra voorzichtig zijn.”

Les 1: Verhalen zijn magisch
“Als kleine jongen maakte ik krantjes over onze familieweekenden. En tikte ik op een elektrische typemachine stukjes voor het blaadje van mijn voetbalclub. Toen al vond ik niets leuker dan anderen deelgenoot te maken van mijn ervaringen en gedachten. Toch was het niet vanzelfsprekend dat ik naar de School voor Journalistiek ging. ‘Weet je hoeveel journalisten er in mijn kaartenbak zitten’, zei mijn vader, die bij de gemeente Amsterdam langdurig werklozen aan een baan hielp. Op zijn aandringen ging ik economie studeren.
Wat doe ik hier?, dacht ik tijdens een werkbezoek aan een grote bank. Het geneuzel met statistiek en economische modellen was niets voor mij. Tijdens het kerstdiner vertelde ik mijn ouders dat ik alsnog journalistiek wilde gaan doen. Als ik door het toelatingsexamen zou komen, zouden ze me steunen. Met zo’n vijfhonderd aspirantstudenten maakte ik dat in sportcomplex Vechtsebanen in Utrecht. Ik weet nog dat ik onder andere een essay moest schrijven over voormalig burgemeester Bram Peper, die het jaar ervoor zijn eigen bonnetjesaffaire had gehad. Toen de uitslag van het examen kwam, bleek ik als vijfde te zijn geëindigd. Daar kon ik mee thuiskomen.” 

Les 2: Kijk eens door een andere bril
“Op de School voor Journalistiek leerde ik het handwerk: schrijven, presenteren, monteren. Heel waardevol, maar ik miste diepgang, duiding over hoe de wereld in elkaar zit. Daarom besloot ik, toen ik na mijn studie bij radioprogramma Langs de lijn aan de slag kon, tegelijkertijd een voltijd master Internationale Betrekkingen te doen. Als onderdeel daarvan ging ik zes maanden studeren aan de University of Western Cape in Kaapstad, in 1960 opgericht voor ‘kleurlingen’. Ik was er één van negen witte studenten. Die ervaring opende mijn ogen. De blik waarmee Afrikanen naar Europeanen — hun voormalige kolonisatoren — kijken is zó anders dan waarmee we dat zelf doen. Ineens realiseerde ik me hoezeer je eigen perspectief je blik op de wereld bepaalt. En in wat voor beschermde bubbel ik tot dan toe had geleefd. Het versterkte mijn drang om anderen te begrijpen en hun verhalen te delen. Juist ook van mensen die ver van me afstaan. Neem de Brexiteers in Groot-Brittannië. Je kunt hen afdoen als domme populisten, of proberen ze te snappen. Aan dat laatste wil ik met mijn werk een steentje aan bijdragen.”   

Les 3: Koester de Nederlandse gezondheidszorg
“In juni 2006 vertrok ik naar Zuid-Afrika, in september werd ik doodziek. De steken in mijn buik waren zo heftig, dat ik letterlijk dubbelklapte van de pijn. En ik moest heel vaak naar het toilet. ‘Heimwee’, constateerde de universiteitsdokter. Van de kalmeringspillen die hij me gaf, sliep ik prima, maar de pijn bleef. De weken erna raakte ik volledig uitgeput. In een razend tempo viel ik achttien kilo af. Op een vrijdagmiddag kon ik niet meer en liet ik bloedprikken. Mijn ontstekingswaarde, die normaal onder de tien ligt, was 393.
Met spoed meldde ik me bij een privékliniek — het voorrecht van een blanke buitenlander. ‘We kennen uw Nederlandse zorgverzekering niet’, zeiden ze daar. Ik kon praten als Brugman, maar ze wilden me niet opnemen. Toen ik in paniek mijn ouders belde, was mijn beltegoed binnen een minuut op. Uren later wisten zij te regelen dat mijn zorgverzekeraar een fax naar het Zuid-Afrikaanse ziekenhuis stuurde, met een garantstelling voor de kosten. Pas daarna ging de deur voor me open. Ik denk deze dagen, waarin het coronavirus ook razendsnel door de Zuid-Afrikaanse townships waart, regelmatig aan die ervaring terug. Wat een luxe dat de zorg in Nederland zo goed is geregeld. En dat onze ziekenhuizen iemand in nood nooit om financiële redenen wegsturen.” 

Les 4: Laat je leven niet door een ziekte dicteren
“De ochtend na mijn opname werd ik geopereerd. Ik bleek de ziekte van Crohn te hebben: een chronische darmontsteking met buikpijn, diarree en vermoeidheid als belangrijkste klachten. Ik had daar nog nooit van gehoord. Toen ik de naam vanuit mijn ziekenhuisbed googelde — iets wat ik iedereen met klem afraad — schrok ik me rot. Ik las verhalen van mensen die aan huis gekluisterd waren en niet meer konden werken. Op mijn 25ste zag ik mijn toekomst in één keer instorten. Zou ik mijn journalistieke dromen nog kunnen waarmaken? Zouden vrouwen nog met me durven zijn?
Gelukkig vond ik in Kaapstad een MDL-arts met veel kennis van Crohn. Hij gaf me heldere uitleg en schreef me azathioprine voor, een relatief licht Crohn-medicijn, dat de ontsteking onderdrukt. Het middel werkt bij mij uitstekend. In 2011 heb ik nog één keer een heftige opvlamming gehad. Toen is een groot deel van mijn dunne darm operatief verwijderd en ben ik er ruim vier maanden uit geweest. Sindsdien kan ik mijn klachten goed managen.
Mijn ziekte heeft me veel ellende gebracht, maar óók een ongekende kracht en doorzettingsvermogen in me losgemaakt. Zodra ik uit het ziekenhuis kwam, besloot ik: dit gaat mijn leven niet dicteren. Ik zoek constant de grenzen op van wat ik nog wél kan. Bijvoorbeeld door als freelancer in Zuid-Afrika, Duitsland en Groot-Brittannië te gaan werken. Misschien ben ik dankzij mijn ziekte dus juist wel extra ver gekomen.” 

Les 5: Darmproblemen zijn met gene omhuld
“Het eerste wat ik deed toen ik na mijn laatste operatie wakker werd, was op mijn buik voelen of ik een stoma had. Dat leek me vreselijk. Er kleeft nog altijd een taboe aan alles wat met ontlasting te maken heeft. Als ik eerlijk ben, vind ik ook het best spannend om zo open over mijn ziekte te vertellen; normaal praat ik er zelden over. Van mijn opdrachtgevers weet bijvoorbeeld slechts handjevol mensen ervan. Met daten — ik ben single — is het ook ongemakkelijk. Want wanneer breng ik mijn Crohn ter sprake? Wat zal een vrouw denken als ik bij haar thuis steeds naar de wc moet? Zeker in het begin maakte ik dat in mijn hoofd heel groot. Gelukkig is mijn onzekerheid hierover in de loop van de jaren afgenomen. Vooral omdat in de praktijk nog nooit iemand vervelend heeft gereageerd. Door mijn verhaal nu alsnog breder te delen, hoop ik anderen met een chronische aandoening een hart onder de riem steken. Je bent je ziekte niet.” 

Les 6: Zorg goed voor jezelf
“Hoewel ik niets voor mijn ziekte laat, is die wel altijd aanwezig. Ik leef zo gezond en regelmatig mogelijk, met voldoende beweging en slaap en weinig alcohol. Met mijn onvoorspelbare werk is dat trouwens knap lastig; ik ben voortdurend op zoek naar balans in mijn leven.
Het ingewikkeldste vind ik dat mijn darmen zomaar onaangekondigd kunnen opspelen. Dan moet ik snel naar het toilet kunnen. Waar ik ook naar toega, daar houd ik constant rekening mee. Ik heb een tijd in Oost-Londen gewoond. Van daaruit was het zeven metrohaltes naar mijn kantoor. Al snel wist ik bij elke halte waar ik naar de dichtstbijzijnde wc kon, bijvoorbeeld in een hotel of café. Die stress draag ik altijd bij me, als een onzichtbare last. Het was een belangrijke reden om naar het — belachelijk dure — centrum van Londen te verhuizen.
Met de coronacrisis zorg ik nog beter voor mezelf dan anders. Door mijn afweeronderdrukkende medicijnen behoor ik tot de risicogroep. Al sinds half februari, toen de meeste mensen in Groot-Brittannië het virus nog niet erg serieus namen, heb ik voorzorgsmaatregelen getroffen. Bijvoorbeeld door onderweg veelvuldig desinfecterende handgel te gebruiken en mijn schoenen bij thuiskomst met een alcoholspray te ontsmetten. Mondkapjes heb ik geprobeerd, maar als ik die tijdens een interview opdoe, beslaat mijn bril. Sowieso zit ik sinds begin maart in zelfopgelegde quarantaine. Bang om ziek te worden ben ik overigens niet echt. Ik voel me al zo’n tijd goed, dat ik erop vertrouw dat mijn immuunsysteem dat aan zou kunnen.” 

Les 7: Sport is de belangrijkste bijzaak
“Sinds mijn vader me op mijn 5e voor het eerst meenam naar een voetbalwedstrijd van Ajax, ben ik idolaat van sport. Als beoefenaar — ik doe aan cricket, loop hard en ga naar de sportschool — en als toeschouwer. Het brengt zoveel positiviteit in mijn leven. Sport gaat over kracht en vreugde en verbinding tussen mensen. Een fijne tegenhanger voor het vaak minder leuke nieuws, waar ik dagelijks mee bezig ben. Mijn mooiste sportherinneringen stammen uit Zuid-Afrika. Daar mocht ik in 2010 voor de radio achtergrondverhalen maken over het WK voetbal. Dat Nederland de finale haalde, was fantastisch. Minstens zo indrukwekkend vond ik het om te ervaren wat het toernooi — het eerste WK voetbal op Afrikaanse bodem — met de inwoners deed. Het bracht het hele land samen. De eenheid die ik toen voelde, had geen politieke partij ooit kunnen bereiken. Dat lukt alleen met sport.” 

Les 8: Maak het verschil
“Sinds 2009 heb ik op drie buitenlandse posten gezeten. Een ware achtbaan. Het correspondentschap is de mooiste job ter wereld, maar wel één die je hele leven in beslag neemt. Kijk naar Brexit; afgelopen jaar heb ik daaraan zo’n beetje dag en nacht gewerkt. Het laat weinig ruimte in mijn hoofd voor andere dingen.
Voorheen maakte ik vaak reportages over maatschappelijke relevante onderwerpen, zoals de child headed households in Zuid-Afrika: gezinnen, gerund door kinderen, omdat hun ouders zijn overleden aan AIDS. Door Brexit ben ik er afgelopen jaren minder aan toegekomen dat soort prangende verhalen te vertellen. Terwijl ik dat wel graag zou willen. Bijvoorbeeld over het ongelofelijk grote aantal Engelse kinderen dat in armoede opgroeit. Of over de gokverslavingen, die in Groot-Brittannië vooral aan de onderkant van de samenleving verwoesting aanrichten. Ik begin die verdieping echt te missen. Misschien wordt het dus weer eens tijd voor iets anders. Want ik wil altijd verschil blijven maken met mijn werk.” 

[Kader]

Na de School voor Journalistiek en een master Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht begon Tim de Wit (Naarden, 1981) in 2007 op de buitenlandredactie van de NOS. In 2009 verruilde hij Hilversum voor Zuid-Afrika, waar hij twee jaar als freelance correspondent werkte. In die tijd begon hij ook met het schrijven voor Trouw. Van 2011 tot 2015 was hij werkzaam in Berlijn. Daarna verhuisde hij naar Londen, waar hij sindsdien verslag doet voor onder andere Trouw, de NOS en Nieuwsuur. Daarnaast maakt hij samen met historicus Arend Jan Boekestijn voor de EO de podcast ‘Europa draait door’. 

Verschenen in Trouw, 18 april 2020. Foto: Joël van Hout.