Levenslessen van psychiater René Keet

De collega’s en patiënten van psychiater Réne Keet (60) wisten jarenlang niet dat hij zelf depressieve klachten had. Sinds hij daar open over is, voelt hij zich bevrijd. 

Les 1: Doe afstand van je troon
“Ik was een diepgelovig kind. Mijn ouders waren vrome katholieken, mijn oom werkte als deken in Amsterdam. Iedere zondag zaten we in de kerk en ging ik naar de Rooms-Katholieke jongensschool in Den Haag. De aanwezigheid van God in mijn leven was vanzelfsprekend. Tot ik de eerste communie deed. Nu heb ik een direct lijntje met Hem, dacht ik, en kan ik Hem vragen om de vreselijke oorlog in Vietnam te stoppen. Maar de oorlog ging door en mijn twijfel begon.
Op die manier geloven doe ik niet meer. Toch is er iets wat me nog altijd met het geloof verbindt: het begrip compassie. Dat is mijns inziens de kern van religie én van mijn vak. Zoals de Britse schrijfster en religie-expert Karen Armstrong zo mooi zegt: ‘Compassie is onze drijfveer om ons onvermoeibaar in te zetten om het leed van onze medemensen te verlichten. En om afstand te doen van onze troon in het middelpunt van de wereld en daar een ander te laten plaatsnemen’. Het gaat als psychiater niet om mij, maar om mijn patiënten. Alleen als ik oprechte compassie voor hen voel, kan ik ze helpen om te veranderen.” 

Les 2: Beter worden doe je thuis
“Ik was zeventien toen een goede vriend van mijn broer met een depressie werd opgenomen in een psychiatrische instelling. Samen zochten we hem daar op. De vitale jongen die we kenden was veranderd in een verslagen patiënt, met wie we nauwelijks contact kregen. Omringd door allemaal andere zieke mensen, die net als hij enorm leden. Ik keek om me heen en dacht: hoe kan hij hier beter worden? Ik wilde niets liever dan hem er weghalen, ervan overtuigd dat zo’n deprimerende ziekenhuisomgeving averechts werkt. Dat geloof ik nog steeds. Gelukkig is er de afgelopen veertig jaar in de psychiatrie veel veranderd. ‘Beter worden doe je thuis’, is het motto van mijn organisatie, GGZ Noord-Holland-Noord. Opnameplekken blijven nodig, maar alleen voor acute crisisgevallen. Verder behandelen we zoveel mogelijk ambulant, ook bij patiënten thuis. Het leven van mensen met ernstige psychiatrische klachten kan flink ontwricht raken. Door verlies van relaties en werk bijvoorbeeld. Wanneer je alleen iemands symptomen behandelt, los je die andere problemen niet op en is de kans op terugval groot. Je moet dus naar het totale plaatje kijken en samen met alle betrokkenen een herstelplan maken.” 

Les 3: Je ziet het pas als je het doorhebt
“Als tiener kon ik al periodes heel somber zijn. Maar op mijn 24ste, toen ik geneeskunde studeerde, ging het echt mis. Een van mijn zussen overleed totaal onverwacht aan een acute hartstilstand. Ze was 28. In dezelfde periode kreeg een dierbare een ernstige psychose. Ik wist niet hoe ik met het overweldigende gevoel van verdriet en machteloosheid moest omgaan en raakte in een depressie. Die duurde ruim een jaar. Aan iemand die het nooit heeft meegemaakt, blijft het moeilijk om uit te leggen hoe dat voelt. Voor mij begint het met slechter slapen en een diepe, diepe vermoeidheid. Alles kost meer energie dan normaal. Ook logisch nadenken. Als je in zo’n zwart gat zit, ben je ervan overtuigd dat je daar nooit meer uitkomt. Dat het nooit meer beter wordt. Overigens zag ik zelf als twintiger niet in dat ik aan een depressie leed. Dat kwam pas later, toen de klachten terugkwamen en mijn vrouw me ertoe aanzette om hulp te zoeken.” 

Les 4: Maak een plan
“Mijn depressie is recidiverend. Dat wil zeggen dat de klachten elke twee, drie jaar terugkeren. Vanaf begin jaren ’90 heb ik verschillende behandelingen geprobeerd. Waar ik veel aan heb gehad, is cognitieve gedragstherapie. Daarbij leer je niet-helpende gedachten en gevoelens te herkennen en te relativeren. Zo worden ze minder overheersend. Dat helpt weer om op een andere manier op situaties te reageren. Positief en daadkrachtig, in plaats van negatief en wantrouwend. Wat me verder erg heeft geholpen, is om samen met een ervaringsdeskundige een Wellness Recovery Action Plan te maken. Dat format is in 1997 ontwikkeld door de Amerikaanse Mary Ellen Copeland. Zij had zelf ernstige psychiatrische problemen en miste een positief en praktisch hulpmiddel om grip te houden op haar leven. Daarvoor bedacht ze het WRAP. Ik kan het gebruik ervan iedereen aanraden. In een WRAP beschrijf je wat je nodig hebt om je eigen herstel vorm te geven. Vervolgens werk je in zes stappen uit wat je kunt doen om dat te bereiken. En om te voorkomen dat je toch weer uit balans raakt. Het vormt je gereedschapskoffer, waar je altijd uit kunt putten. Ik pak mijn eigen WRAP er regelmatig bij, zeker als ik weer klachten krijg. Dan herinner ik mezelf eraan dat ik op tijd gas moet terugnemen. En dat bewegen en muziek maken voor mij helend werken. Verder zijn mijn klachten seizoensgebonden. Uit voorzorg gebruik ik daarom iedere winter een daglichtlamp.” 

Les 5: Het is nooit te laat om je hart te volgen
“Juist in de tijd dat ik het als twintiger zelf mentaal moeilijk had, liep ik mijn co-schap op de afdeling psychiatrie. Ineens kwamen de problemen van mijn patiënten wel heel dichtbij. Ik voelde aan alles: het is voor niemand goed als ik nu het vak in ga. Ik had anderen op dat moment onvoldoende kunnen helpen. In plaats daarvan ben ik na mijn studie epidemioloog geworden, gespecialiseerd in infectieziekten. Op het hoogtepunt van de AIDS-epidemie deed ik in Amsterdam onderzoek naar dat virus. Fantastisch werk, maar de psychiatrie bleef trekken. ‘Als dat is wat je echt wil, ga er dan voor’, zei mijn vrouw. En dus begon ik op mijn 38ste aan een nieuwe specialisatie. Vanaf dag één voelde ik me als een vis in het water. Ik ben wetenschapper, maar ook filosoof, wereldverbeteraar en bovenal mensenmens. In de psychiatrie kan ik al deze kanten van mezelf inzetten.”

Les 6: Je verhaal delen werkt bevrijdend
“Ik heb vijftien jaar in de psychiatrie gewerkt, zonder op het werk ooit over mijn eigen depressies te vertellen. Ik zag mijn aandoening als een zwakte en vreesde dat die tegen me zou worden gebruikt. Toen ik eind jaren ’90 solliciteerde op de opleidingsplek voor psychiater, raadden vrienden uit het vak me bijvoorbeeld af erover te vertellen. Zeven jaar geleden kwam het keerpunt. Als directeur van een grote GGZ-divisie moest ik voor ruim tweehonderd medewerkers een praatje houden over het thema stigma. Daar heb ik zelf óók last van, realiseerde ik me in de voorbereiding. Ik was bang dat mensen me anders zouden gaan bekijken als ze van mijn depressies wisten, dat ik er niet meer bij zou horen. Mijn schaamte bleek een enorme rem. Dan moet ik alles nu opengooien, dacht ik. Natuurlijk vond ik het hartstikke spannend toen ik daar op het podium stond. Tot mijn opluchting waren de reacties zonder uitzondering positief. Niet alleen dat, mijn verhaal creëerde ook ruimte voor collega’s om hún ervaringen met psychische klachten te delen. Sindsdien voel ik me vrijer, meer mezelf. Bovendien kan ik nog beter verbinding maken met mijn patiënten. Als ik denk dat het iets aan het gesprek toevoegt, vertel ik ze over mijn eigen worstelingen. Dan voelen ze zich extra goed gezien, merk ik.”

Les 7: Je bent nooit uitbehandeld
“Decennialang was de geestelijke gezondheidszorg eenzijdig gericht op de aanpak van klachten. Als het niet lukte om die te verminderen, was iemand ‘uitbehandeld’. Aan die term heb ik me altijd enorm geërgerd. Feitelijk zeg je daarmee: we geven je op. Maar zonder hoop geen verandering. Bovendien, een psychiatrische aandoening is nooit statisch. Relaties, werk, leefstijl, stress: ze hebben allemaal invloed op het verloop. Dat merk ik ook in mijn eigen leven. Er zijn dus veel knoppen waaraan je kunt draaien om iemand te helpen veranderen. Gelukkig is dat inzicht de laatste jaren steeds meer gemeengoed geworden. Het begint al bij de intake. Die doen we tegenwoordig samen met een ervaringsdeskundige. In plaats van te vragen wat er mis is, informeren we wat er met iemand is gebeurd. Wat zijn zijn krachten en kwetsbaarheden? Waar wil hij naartoe? En wie of wat heeft hij nodig om daar te komen? We richten ons dus niet alleen op de problemen, maar óók op wat goed gaat. Op wat iemand wél kan. Daar borduren we op voort. Van klacht naar kracht, noemen we dat. Want ook als je klachten houdt, kan je kwaliteit van leven als psychiatrisch patiënt verbeteren.”

Les 8: Zet jezelf op een nieuwsdieet
“Ik weet nog dat ik in 1996 het boek Emerging Viruses van Stephen Morse las. Als epidemiologen waren we er toen al van overtuigd dat er een keer een wereldwijde virusuitbraak zou komen met verstrekkende gevolgen. Ik kijk dus niet op van de coronacrisis. De zorgen van lezers daarover kan ik niet wegnemen. Wel wil ik een paar tips geven over het omgaan met de onvermijdelijke onzekerheid en misschien ook angst waar we nu allemaal mee te maken hebben. Zet jezelf in ieder geval op een nieuwsdieet. Eén of twee keer per dag het nieuws checken is echt voldoende. Vaker geeft alleen maar meer onrust. Probeer ook niet vooruit te lopen op wat er allemaal nog kan gebeuren. Spreek met jezelf af dat je het van dag tot dag bekijkt. Tot slot: zorg goed voor jezelf. Bel vrienden, zoek afleiding, ga mediteren, blijf bewegen. Zelf maak ik, nu ik thuis werk, dagelijks een lange wandeling in de duinen. Dat helpt echt, voor lichaam en geest.”

[Kader]
Psychiater dr. René Keet (Den Haag, 1959) studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was jarenlang infectieziektenepidemioloog, gespecialiseerd in AIDS, voor hij in 1998 begon met zijn specialisatie psychiatrie. Sindsdien werkt hij als psychiater. Hij is directeur van de FIT-Academy bij GGZ Noord-Holland-Noord, voorzitter van het European Community Mental Health Service Providers Network (EUCOMS) en lid van de Council Clinical Leaders van de International Initiative Mental Health Leadership (IIMHL). Keet is getrouwd en heeft drie volwassen kinderen.

Gepubliceerd in Trouw, zaterdag 4 april 2020. (Foto: Merlijn Doomernik.)