Snacken en zitten verslavend? Jazeker!

De Friese Verslavingsarts Robert van de Graaf kreeg landelijk bekendheid met zijn acties voor een rookvrije zorg en de Rookvrije Generatie-beweging. Nu heeft hij een nieuwe missie: ons ervan overtuigen dat een ongezonde leefstijl evengoed verslavend kan zijn. “Minder zitten en minder ongezond eten is net zo moeilijk als stoppen met drinken of roken.” 

[Kader]

Paspoort

  • Naam Robert van de Graaf
  • Geboren in Heerenveen in 1974
  • Opleiding geneeskunde, Rijksuniversiteit Groningen
  • Carrière arts in opleiding tot specialist plastische chirurgie; specialisatie verslavingsgeneeskunde; mede-initiatiefnemer Ureterp Rookvrij en Groningen Rookvrij; werkt nu als verslavingsarts bij Verslavingszorg Noord Nederland

[Broodtekst]
De kans is groot dat u dit artikel zittend leest. En dat u de rest van de dag ook (grotendeels) op een stoel of bank doorbrengt. In dat geval bent u niet de enige. Nederlanders van vier jaar en ouder zitten per dag namelijk gemiddeld negen uur en zes minuten, becijferde het RIVM onlangs. Bij (jong)volwassenen tussen de 12 en 64 jaar is dat zelfs bijna tien uur. Daarmee zijn we de treurige koploper van Europa; in geen enkel ander EU-land zitten mensen zo veel als hier, bleek in 2017 uit onderzoek. Met alle gevolgen van dien. Zo verhoogt dagelijks lang zitten de kans op hart- en vaatziekten en diabetes type 2, en mogelijk ook op sommige vormen van kanker en depressie.
Toch stoppen we niet met dit (en ander) schadelijk gedrag. Hoog tijd dus om een ongezonde leefstijl — behalve veel zitten ook slecht eten — te erkennen als vorm van verslaving, aldus verslavingsarts Robert van de Graaf van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). “Alleen dan kunnen we mensen met leefstijlgebonden ziektes de juiste hulp en begeleiding bieden.” 

Even terug. Mensen met een verslaving zijn afhankelijk van een bepaald stofje, zoals heroïne of alcohol. Wat heeft zitten of eten daarmee te maken?
Robert van de Graaf: “Alcoholisten en junks die in de goot eindigen: zo kijken we als samenleving naar verslaving. Als zorgsector trouwens ook. Vandaar dat alleen de hulp aan mensen met een klassiek drugs- of alcoholprobleem uit de basisverzekering wordt vergoed. Mijns inziens onthouden we daarmee grote groepen verslaafde mensen broodnodige hulp. Een verslaving is namelijk aangeleerd en ingesleten consumentengedrag, dat je in de problemen brengt en waar je moeilijk mee kunt stoppen. Zo bezien kunnen bijvoorbeeld ongezond eten, overdadig stoelgebruik en uren per dag op je telefoon kijken dus ook een vorm van verslaving zijn.” 

Maar je kunt veel zitten toch niet vergelijken met het gebruik van bijvoorbeeld heroïne?
“Voor allebei geldt het slecht kan zijn voor je gezondheid en dat het, als je er eenmaal aan gewend bent geraakt, moeilijk is om het te laten. Dus ja, ik schaar ze onder dezelfde noemer.”

Is afkicken van zitten dan ook net zo moeilijk?
“Probeer het zelf maar eens! Afgelopen jaren heb ik mezelf getraind om in plaats van tien maximaal vier uur per dag te zitten. Dat was echt niet makkelijk. We zijn tenslotte allemaal gewoontedieren, die het liefst de makkelijkste weg kiezen. Bovendien: iedereen om ons heen zit. Dat geeft veel sociale druk om toch maar weer een stoel te pakken.
Als experiment ben ik ook patiënten die te veel zaten gaan behandelen met cognitieve gedragstherapie. Dat werkte hartstikke goed; hun totale zittijd daalde flink. Opvallend genoeg kregen deelnemers aanvankelijk last van ontwenningsverschijnselen, zoals vermoeidheid, irritatie en lichamelijke ongemakken. Net als bij andere vormen van verslaving, kortom. Verder gingen ze hun stoel gaandeweg als potentieel schadelijk zien. Daardoor vonden ze het makkelijker om stoelgebruik blijvend te minderen. Ook dat is vergelijkbaar met wat er gebeurt als je stopt met bijvoorbeeld roken of alcohol drinken. Natuurlijk moet er meer onderzoek worden gedaan, maar voor mij is dit een belangrijke aanwijzing dat te veel zitten net zo goed een verslaving is. En dat je dat dus ook zo moet behandelen.” 

Alleen ziet de maatschappij dat niet zo.
“Dat is precies het probleem. We behandelen nu alleen klassieke verslavingen waar we als samenleving last van hebben. Drugs en drank, wel te verstaan. Mensen met een andere vorm van verslaving laten we aan hun lot over. Neem iemand die zich dood rookt. Die patiënt veroorzaakt — ogenschijnlijk — geen overlast, dus vergoeden we geen verslavingszorg voor hem. Dat geldt ook voor mensen met een verslaving aan zitten of snacken. Maar ondertussen kosten leefstijlgerelateerde ziektes ons allemaal wel handenvol geld. Om over het persoonlijke leed nog maar niet te spreken.
Voor de goede orde: de helft van alle chronische aandoeningen, zoals type 2 diabetes, hart- en vaatziekten, kanker en depressie, ontstaat door de ‘grote vier’ van ongezond leven: roken, alcohol, schadelijk eten en weinig bewegen. Ze zijn daarmee de belangrijkste oorzaak voor vroegtijdige sterfte in ons land. In plaats van deze patiënten te helpen om hun destructieve gedrag te veranderen, houden we hun aandoeningen als zorgverleners mede in stand.” 

Pardon?
“Als het om een ongezonde leefstijl gaat, zeggen we dat patiënten zelf verantwoordelijk zijn. Of we wijzen naar de industrie, die de schadelijke producten produceert en verkoopt. Of naar de overheid, die hier te weinig maatregelen tegen neemt. Natuurlijk hebben die elk hun aandeel in het probleem. Maar de zorg heeft dat wat mij betreft óók. Voor iedere klacht hebben dokters wel een pilletje, pufje of operatie. Lekker makkelijk. Dus waarom zou je als patiënt dan iets aan een je leefstijl doen?
Ik zie het regelmatig in mijn eigen spreekkamer. Verstokte rokers komen bij mij om af te kicken — met heel veel moeite hebben we met zorgverzekeraars geregeld dat VNN als enige instelling in Nederland zwaar verslaafde rokers mag behandelen. Maar als de longarts ze vervolgens een puffer geeft waardoor ze minder benauwd zijn, blijven ze ineens weg. Anders gezegd: zolang we als zorgverleners de gevolgen van ongezond gedrag massaal blijven repareren, zijn veel patiënten onvoldoende gemotiveerd om hun gedrag te veranderen.”

Je kunt mensen toch geen behandeling gaan onthouden?
“Het gaat er niet om om iemand zorg te weigeren, maar om hem een alternatieve behandeling te bieden die niet alleen de klacht maar óók de oorzaak aanpakt.. Bijvoorbeeld in de vorm van cognitieve gedragstherapie. Daar kunnen — en moeten — wij als zorgverleners veel actiever op sturen. Anders blijft het dweilen met de kraan open.
Het zou alvast enorm helpen als we verslaving niet langer als chronische ziekte betitelen. Ik snap dat dat uit praktische overweging soms nodig is, bijvoorbeeld om een behandeling vergoed te krijgen. Maar afgezien daarvan creëert het alleen maar een stigma. Dat je als patiënt machteloos bent. Dat je pillen nodig hebt. Dat je voor de rest van je leven gedoemd bent verslaafd te blijven. Onzin. De praktijk is dat verreweg de meeste verslaafden heel normale mensen zijn, zoals jij en ik, die verstrikt zijn geraakt in hun ongezonde gewoontes. Het merendeel wil echt wel anders, maar weet alleen niet hoe. Het gaat er dus om dat we hen de juiste instrumenten geven om routines te veranderen, zodat ze zelf weer de regie krijgen over hun leven. Want de magische pil, dat ben je zelf.”

Feit is dat het vaak verschrikkelijk moeilijk is om van een verslaving af te komen.
“Dat kan zeker zo zijn, weet ik uit ervaring Een paar jaar geleden woog ik 121 kilo. Daarmee was ik officieel obees. En zat ik tien uur per dag. Tegen mijn zin in was ik zelf verslaafd geraakt aan mijn schadelijke gewoontes. Het heeft me veel tijd en moeite gekost mezelf ander, gezonder gedrag aan te leren. Dat ging — en gaat — met vallen en opstaan; tijdens de coronalockdowns kwam de klad er weer in. Maar door mijn eigen ervaringen weet ik dat het wél kan. Dat zie ik trouwens ook dagelijks bij mijn patiënten. Echt, eens verslaafd betekent absoluut niet: altijd verslaafd.” 

Wat was de belangrijkste les die u zelf heeft geleerd?
“Het begint met te erkennen dat je een verslaving hebt. En dat daar niets slechts of naars aan is. ‘Door het zoveel te doen, ben je gewoon heel goed geworden in ongezond leven’, zeg ik vaak tegen mijn patiënten. Net als elke andere, diep ingesleten gewoonte kun je die niet uit je brein wissen. Vergelijk het maar met fietsen: als je dat eenmaal kan, leer je het nooit meer af. Maar je kunt jezelf wél trainen om andere gedragskeuzes te maken. En jezelf zo nieuwe, gezondere  routines aan te leren.”

Hoe pak je dat aan?
“Dat verschilt per person. Sommige mensen lukt het op eigen kracht. Anderen hebben er een beetje — of veel — hulp bij nodig. Mits je de voor jou passende methode vindt, kan iedereen zijn ongezonde gedrag veranderen. Daar ben ik heilig van overtuigd. Maar daarvoor moeten we dus wel op zoek naar maatwerkoplossingen.” 

Sinds een paar jaar is er de Gecombineerde Leefstijlinterventie, een coachingsprogramma voor mensen met (ernstig) overgewicht, dat uit de basisverzekering wordt vergoed. Is dat niet voldoende?
“Het is een begin. Het nadeel van zo’n GLI is echter dat die zich vooral richt op het veranderen van het beweeg- en eetpatroon, en niet op andere omstandigheden die een verslaving mogelijk in stand helpen houden. Stel, een zware roker hangt de hele dag op de bank, heeft ernstig overgewicht en lijdt aan diabetes type 2. Daarnaast is hij net gescheiden en zit hij in de schulden. In zijn eentje kan een GLI-coach meestal niet al die opgaves helpen aanpakken. Doorverwijzen is ook geen optie, want er bestaat simpelweg nog geen gespecialiseerde hulp voor een rook-, eet- en zitverslaving met bijkomende problemen. Dan is de kans van slagen van zo’n interventie dus minimaal.”

Hoe moet het wel?
“Idealiter zouden we de zorg op een heel andere manier moeten organiseren, met de focus op gedragsverandering. En dan een systeem van trapsgewijze, multidisciplinaire leefstijlzorg. Daar bedoel ik mee: minder steun voor mensen die het zelf kunnen, meer voor wie het nodig heeft. Verder is verslaving een veelkoppig monster. Daarom is het belangrijk dat vanuit verschillende invalshoeken te benaderen, en om hulpverleners nauw te laten samenwerken. De situatie van de patiënt moet centraal staan, niet het belang van de professional.
In de verslavingszorg werken we bij de behandeling van een alcohol- of drugsverslaving overigens al jaren zo. We kijken naar de psychische, sociale en lichamelijke situatie van een cliënt. Zijn er omstandigheden die het verslavingsgedrag in standhouden? Dan pakken we die eveneens aan. Dat zouden we bij een junkfood- en stoelverslaving ook moeten doen. Maar zoals gezegd kunnen mensen die daaraan lijden nu niet bij een verslavingsarts terecht. Het liefst zou ik daarom zo’n totaalaanpak in de hele zorg invoeren.”

Het kan jaren duren om zorgprocessen te veranderen. Wat kunnen we intussen zelf doen?
“Het goede voorbeeld geven. Vooral waar het kinderen aangaat. Ongezond gedrag is net zo besmettelijk als corona. Zien roken doet roken. Zien drinken doet drinken. Zien zitten doet zitten. Vertoon dat soort ongezond gedrag dus zo min mogelijk in het bijzijn van kinderen. Op die manier kunnen we het tij hopelijk keren en de volgende generatie gezonder maken dan we zelf zijn.
Ook volwassenen kunnen elkaar trouwens stimuleren om gezonder te leven. Toen ik in 2012 bij VNN ging werken, rookte zo’n veertig procent van mijn collega’s. Iedereen vond dat heel normaal. Nu is het aandeel rokers nog zo’n 7 procent en rookt vrijwel niemand meer tijdens het werk. Hoe we dat voor elkaar hebben gekregen? Onder andere door mensen bewust te maken van het feit dat jouw sigaret bij anderen rookgedrag kan uitlokken. Wat als dat gebeurt bij een net gestopte collega of patiënt, die een beroerte of een hartaanval heeft gehad? Dat wil je toch niet? En door mensen elkaar te laten helpen, bijvoorbeeld door samen te stoppen. Want gezond gedrag is gelukkig óók besmettelijk.” 

[Kader]
Waar zitten we het meest? 

  • Kinderen zitten het meest op school, gemiddeld 3 uur per dag. 
  • Jongeren zitten veel tijdens de les en het maken van huiswerk (dagelijks gemiddeld ruim 3 uur) en tijdens computer-, tablet- of smartphone-gebruik in de vrije tijd (ook ruim 3 uur).
  • Volwassenen brengen vooral op het werk veel uren zittend door (gemiddeld ruim 2,5 uur per dag) en tijdens het tv kijken (gemiddeld ruim 2 uur). 
  • De belangrijkste zitactiviteiten voor ouderen zijn tv kijken (gemiddeld 3,5 uur)  en overige zittende bezigheden zoals(krant) lezen, puzzelen of handwerken (gemiddeld ruim 2 uur). 

Bron: RIVM.

Gepubliceerd in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant, zaterdag 17 september 2022. Foto: Jilmer Postma