Het dak op

Schoorsteenveger Hessel Sappé is in Friesland een bekende verschijning. Wat wil je ook, met zijn traditionele zwarte pak en hoge hoed. Die nam hij mee uit Duitsland, waar hij een driejarige opleiding volgde. Hij werd daarmee in 1996 de eerste gediplomeerde schoorsteenveger van ons land. “Om goed te vegen, moet je het dak op.”

Je kunt gerust stellen dat de liefde voor het schoorsteenvegen Hessel Sappé (45) met de paplepel is ingegoten. Zijn vader Menno, op wie hij als twee druppels water lijkt, deed dat namelijk ook. Al begon die er pas later in zijn leven mee. “Mijn vader was huisman en zorgde voor mijn broers, mijn zus en mij”, vertelt Hessel. “Best bijzonder in de jaren ’70. Mijn moeder Sita, een nachtzuster, was de kostwinner. Pas toen zij begin jaren ’80 werd afgekeurd, besloot mijn vader te gaan vegen.” Hessel — de jongste van het gezin — hielp hem daar graag bij. “Ik vond het hartstikke spannend. Bovendien heb ik altijd een fascinatie met daken gehad. Als we als kind verstoppertje deden, klom ik op de vakantiehuisjes bij ons in de buurt. Dan had ik een prachtig uitzicht over de omgeving. Maar van mijn vader mocht ik het dak natuurlijk niet op. Veel te gevaarlijk. Zelf is hij tijdens het werk trouwens een keer naar beneden gevallen. Wonder boven wonder hield hij er alleen wat blauwe plekken aan over.”
In de leer
Hessels vader volgde regelmatig cursussen in Duitsland. Via via wist hij in het Sauerland een meesterschoorsteenveger bij wie zijn zoon op zijn zestiende wel in de leer kon. Hessel greep die kans met beide handen aan, ook al betekende het dat hij het ouderlijk huis voor drie jaar moest verlaten. Zo lang duurt het in Duitsland namelijk om een erkende schoorsteenveger te worden. “Het is daar echt nog een vak met aanzien”, legt hij uit. “Duitse schoorsteenvegers zijn in dienst van de overheid. Ze krijgen elk een gebied toegewezen, waar ze persoonlijk verantwoordelijk voor zijn. In de praktijk betekent het dat ze van deur tot deur gaan om huizen en bedrijven op brandveiligheid te controleren. Ook als er een nieuw pand wordt gebouwd, komt de schoorsteenveger erbij om te zien of alles volgens de regels verloopt.” Daarmee vergeleken is het bij ons maar slecht geregeld, vindt hij. Hier moeten vegers het vaak doen met een cursus van een week of twee. Bovendien willen steeds minder van hen het dak op. Ze maken de pijp dus alleen vanaf beneden schoon. “Dan wordt er bijvoorbeeld nooit iets aan de kap op de schoorsteen gedaan”, zegt Hessel. “Als je echt zorgvuldig wilt vegen, moet je naar boven.”
Burn-out
Met een diploma, een traditioneel pak en bijbehorende schoenen (met zolen van autobanden) keerde hij terug naar Nederland. Daar ging hij aan de slag in het schoonmaakbedrijf van zijn vader. Maar toen die zijn zaak in 2002 verkocht, stopte het vegen ook voor Hessel. In plaats daarvan ging hij als logistiek manager in het bedrijf van zijn broer aan de slag. Een veeleisende baan, waar hij 2014 een burn-out aan overhield. “Ik zat thuis op de bank en kon letterlijk niet meer bewegen”, herinnert Hessel zich. Een coach adviseerde hem om zijn gevoel te volgen. Daar hoefde hij niet lang over na te denken. “Ik wist meteen: ik wil weer vegen.” En dus is Hessel sinds 2015 weer op de Friese daken te vinden. In zijn bekende kleding (die hij nog altijd uit Duitsland haalt) en met zijn traditionele gereedschappen. Om werk zit hij niet verlegen. In korte tijd heeft hij al veel vaste klanten verzameld. In het hoogseizoen — van september tot en met december — moet hij zelfs al nee verkopen.
Geluk(kig)
Of het werk hem niet zwaarder valt nu hij in de veertig is? “Welnee, het houdt me juist fit. Ik hoef echt niet naar de sportschool. En ik geniet er enorm van om lekker buiten te zijn. Als ik op een dak van zeventien meter hoog sta en rondom over de natuur uitkijk, weet ik zeker dat ik de juiste keus heb gemaakt.” Waar hij ook veel plezier aan beleeft, is het contact met zijn klanten. Soms zit hij ineens een half uur met iemand te praten. Mooi vindt hij dat. “Bovendien kom je nog eens ergens. Het kan zomaar gebeuren dat ik ’s ochtends bij een stokoud boerderijtje aanbel en ’s middags voor een peperduur landhuis met een butler sta. Kortom, geen dag is hetzelfde. In Duitsland zeggen ze wel dat schoorsteenvegers geluk brengen. Maar zelf word ik van dit werk het allergelukkigst.” 

[Kader]
Tips van Hessel

  • Heb je een houtkachel? Gebruik dan een magnetische buisthermometer voor op de kachelpijp om de temperatuur in de gaten te houden. Daarop kun je gemakkelijk zien of je  optimaal of juist te koud of te heet stookt. Een meter van goede kwaliteit kost tussen de twintig en dertig euro. 
  • Bij het aandoen van de kachel stook je die eerst flink op tot 300 graden. Daarna temper je hem tot zo’n 150 graden. Bij die temperatuur verbrandt het hout het zuinigst en krijg je zo weinig mogelijk creosoot — zeer brandbare en moeilijk verwijderbare aanslag — in de pijp. 
  • Verder is het belangrijk dat je echt droog hout gebruikt. Als het gehakt en gekloofd is, duurt het twee jaar voor je de blokken kunt verbranden. Ongekloofd heeft hout nog veel langer nodig om goed te drogen.

[Kader]
Vegen verplicht?
In Scandinavië, Duitsland en Zwitserland zijn mensen verplicht om hun schoorsteen jaarlijks te laten vegen. Bij ons is dat niet zo; hier wordt het slechts aangeraden. Hessel: “In de meeste gevallen volstaat een jaarlijkse veegbeurt. Heb je een roestvrijstalen kachelpijp en stook je heel weinig, dan is eens in de twee jaar vermoedelijk voldoende. Verder maakt het uit hoe je stookt. Gebruik je bijvoorbeeld vochtig hout en/of stook je op lagere temperaturen, dan ontstaat er sneller creosoot (aanslag) en moet je soms elke zes maanden laten vegen. Je schoorsteenveger kan je daar advies over geven.” 

[Kader]
Schoorsteenbranden
In 2013 (de laatst bekende cijfers) bluste de brandweer 1.720 keer een schoorsteenbrand. Meerdere per dag dus. De meeste schoorsteenbranden vonden in Noord-Brabant plaats (352), gevolgd door Gelderland (312) en Zuid-Holland (190). (Bron: CBS)

Gepubliceerd in Buitenleven, december 2018. (Foto’s: Corné Sparidaens.)