Hoogleraar arbeidsrecht Saskia Peters maakt zich zorgen over de toenemende ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Ze hoopt dat de coronacrisis de hervormingen in een stroomversnelling brengt.
Les 1: Met een tweelingzus ben je nooit alleen
“Ik ben zeven minuten ouder dan mijn eeneiige tweelingzus Faustina. Onze ouders — mijn vader was conrector en docent klassieke talen op een middelbare school, mijn moeder huisvrouw en later medisch secretaresse — hadden hun handen vol aan ons. Mijn moeder noemde ons ‘het blok’, want we trokken altijd samen ook, vaak ook tegen hen. Misschien dat het daarom bij twee kinderen bleef.
Behalve mijn beste vriendin was Faustina ook mijn grote concurrent. En we werden natuurlijk veelvuldig met elkaar vergeleken. Dat was niet altijd leuk. Ik heb er een enorme territoriumdrift aan overgehouden; thuis en op het werk moet iedereen van mijn persoonlijke spullen afblijven. Toch waren — en zijn — we onafscheidelijk. We gingen samen op kamers, samen op voetbal, samen rechten studeren. Pas daarna maakten we ons langzaam een beetje van elkaar los. Ik heb echt moeten leren om alleen te zijn. Nog altijd hebben Faustina en ik bijna dagelijks contact. Als we elkaar een tijdje niet zien, voel ik een fysiek gemis. Met de coronacrisis is dat extra zwaar. Begin deze maand waren we jarig. Toen kwam mijn zus, die raadsheer is in Den Haag, toch naar me toe. Alleen, zonder haar gezin. Met gepaste afstand hebben we het samen gevierd. Naast Erik is zij de belangrijkste persoon in mijn leven.”
Les 2: In de natuur kom je tot jezelf
“Ik ben opgegroeid in Nes aan de Amstel. Als kind keek ik vanuit het zolderraam naar de boerderijen en dacht: daar wil ik wonen. Maar door mijn werk belandde ik met mijn partner Erik — die nota bene van een boerderij komt — eerst in Nijmegen en daarna in Haarlem, met alleen een dakterras. Ik voelde me er opgesloten. Dus toen ik de kans kreeg om hoogleraar in Groningen te worden, wisten we meteen dat we echt buiten wilden wonen. We vonden ons droomhuis aan de rand van een bos in Drenthe, bij het stroomdal van het Zeegserloopje. De eerste keer dat we het zagen, vielen we elkaar in de armen. We wonen op 1,25 hectare, met een eigen vennetje en een stuk moerasbos, omringd door stuifzandgebieden en veenplassen. Het is de hemel op aarde, ik kom hier helemaal tot rust. Een ideale plek om ver weg van iedereen te zijn; er zijn hier meer dieren dan mensen. Jammer dat ik mijn ouders hier nu niet naartoe kan halen. Mijn vader is al in de tachtig en heeft een kwetsbare gezondheid. Uiteraard maak ik me zorgen om hen. Ter compensatie van de afwezigheid deel ik in onze whatsapp-groep veel filmpjes met mijn zus en ouders. Zo kunnen ze meekijken als bijvoorbeeld de reeën hier door de tuin hollen.”
Les 3: Hoe je werkt, bepaalt hoe je leeft
“Als puber wilde ik naar de politieacademie, maar ik kwam niet door de selectie. In plaats daarvan koos ik voor rechten. Al snel werd ik gegrepen door arbeidsrecht. Het mooie van mijn vak is dat het niet alleen over regels gaat, maar vooral ook over hoe je de maatschappij organiseert. Op welke manieren werken mensen? Hoe zijn ze daarin beschermd? Dat bepaalt hoe ze wonen, hoe ze leven, hoe ze hun gezinnen inrichten. Op een hoger niveau gaat arbeidsrecht over verschillen tussen arm en rijk, tussen mensen met en zonder kansen. Over welke samenleving we met z’n allen willen vormen, kortom. Die meer filosofische kanten van het vak vind ik mateloos interessant.”
Les 4: Alle werkenden verdienen bescherming
“Al vóór de coronacrisis maakte ik me zorgen over de arbeidsmarkt. Door de flexibilisering — het toenemende aantal tijdelijke contracten, payrollers en zzp’ers — staat het systeem steeds meer onder druk. Want hoe organiseer je arbeidsrecht buiten een arbeidsovereenkomst om? Het model dat we de afgelopen decennia hebben opgetuigd, past niet meer bij de werkelijkheid van nu. Als hoogleraar in vaste dienst ben ik arbeidsrechtelijk optimaal beschermd, met recht op loondoorbetaling bij ziekte, zo nodig een werkloosheidsuitkering en een goed aanvullend pensioen. Terwijl kwetsbare werkenden, vaak lager opgeleid en hoppend van het ene naar het andere tijdelijke contract of opdracht, géén beroep op dat soort beschermende maatregelen kunnen doen. Je ziet nu ook in de coronacrisis dat veel werknemers met een flexcontract tóch worden ontslagen, ondanks de ruime loonsubsidie die werkgevers van de overheid krijgen. Vandaar dat het stelsel mijns inziens fundamenteel op de schop moet.”
Les 5: Gelijkheid en solidariteit op de arbeidsmarkt zijn zoek
“Om te beginnen moeten we de inkomensvoorziening bij ziekte of arbeidsongeschiktheid meer gelijktrekken. Ik ben dus voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers. Maar ook voor mensen in vaste dienst moet het anders. Een werkgever is nu verplicht om hen bij ziekte twee jaar — deels — door te betalen. Bovendien draait hij op voor de re-integratie. Dat maakt een vast arbeidscontract onevenredig duur. Best begrijpelijk dus, dat werkgevers die financiële last waar mogelijk proberen te omzeilen en hun heil zoeken in tijdelijk en flexwerk.
De werkgeversverplichtingen bij ziekte mogen kortom wel wat minder. Net als de ontslagbescherming trouwens. Ik weet het, geen populaire boodschap. Maar in vergelijking met andere Europese landen is die bescherming hier echt heel groot. Ook dat maakt een langdurige arbeidsovereenkomst voor werkgevers minder aantrekkelijk. Als we deze twee dingen anders organiseren, wordt loondienst goedkoper en minder risicovol. Dan zal je zien dat meer mensen een vaste baan krijgen.”
Les 6: Een crisis vergroot problemen uit
“Stiekem hoop ik dat de coronacrisis de hervorming van de arbeidsmarkt gaat versnellen. Het is nu duidelijker dan ooit dat zowel werknemers als zelfstandigen goede inkomensbescherming nodig hebben. Voor hun eigen belang én dat van de samenleving. Laat deze ervaring leiden tot meer solidariteit tussen werkenden. Trouwens ook tussen zelfstandigen onderling. De ‘sterken’ onder hen, die graag hun eigen boontjes doppen, moeten bereid zijn een deel van hun vrijheid op te geven, ten gunste van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. Zo kunnen ze hun ‘zwakkere’ broeders helpen om de broodnodige inkomensbescherming te krijgen.”
Les 7: Word baas van je eigen tijd
“Bijna een miljoen Nederlanders worstelen met stressgerelateerde klachten. Burn-out is beroepsziekte nummer één. Ook dat zegt iets over hoe we arbeid regelen. Onze arbeidsproductiviteit is gigantisch hoog. Tegelijk missen veel mensen de regie over hun werk. Dat is een giftige combinatie. Helemaal als je, zoals flexwerkers en zzp’ers, ook nog onzeker bent over je inkomen.
In geringe mate heb ik dat zelf ondervonden toen ik jaren geleden bij een advocatenkantoor aan de slag ging. Ik had niet zozeer moeite met de hoeveelheid werk — in mijn huidige baan maak ik meer uren — als wel met het gebrek aan vrijheid. Verplicht op kantoor zitten, de dossiers op je bureau die bepalen wat je doet, presteren onder hoge tijdsdruk: ik voelde me aan alle kanten ingeperkt. Mega stressvol. Reden genoeg om voor een carrière in de wetenschap te kiezen. Als ik nu overdag wil hardlopen omdat de zon schijnt, haal ik dat ’s avonds of in het weekend wel weer in. Dankzij die autonomie kan ik veel meer aan.”
Les 8: Geef medewerkers vertrouwen
“Kortom: hard werken is niet erg, zolang dat maar in vrijheid kan. Op dat terrein valt er nog een wereld te winnen. Tegen werknemers zeg ik: maak duidelijke afspraken over wat jou het beste past. Bijvoorbeeld een thuiswerkdag. Dankzij de coronacrisis weten we dat dat vaak best kan. Natuurlijk realiseer ik me dat niet iedereen dit soort eisen aan zijn baas kan stellen. Vandaar dat ik mijn oproep ook aan werkgevers doe: gun je medewerkers wat vrijheid! Thuis werken mensen — zonder afleiding van collega’s en kantoortuin — vaak veel efficiënter. Bovendien is het een vorm van erkenning: je vertrouwt erop dat je personeel het daar óók goed doet. Als we meer van dat soort afspraken kunnen maken, wint iedereen. Want stressgerelateerd verzuim kost de maatschappij handenvol geld.”
Les 9: Een dag niet gesport is een dag niet geleefd
“Eigenlijk is mijn leven heel overzichtelijk: ik werk of ik sport. Beide doe ik dagelijks. Erik en ik zijn niet alleen partners, ook sportmaatjes. Door hem ben ik gaan mountainbiken, door mij is hij gaan windsurfen. Jarenlang reden we iedere zomer met een Volkswagenbusje vol surfplanken door Europa, op zoek naar de beste spots. Tegenwoordig sporten we vooral op en rond ons eigen land. Erik heeft daar een fantastisch mountainbikeparcours aangelegd, inclusief een starttoren van vijf meter hoog, bruggetjes, schansen en pumptrack. Niets fijners dan om fysiek bezig te zijn in de natuur. Zo maak ik mijn hoofd leeg. Door deze crisis kan ik helaas niet naar de sportschool voor mijn krachttraining. Gelukkig heeft Erik daar iets op verzonnen. Van een surfmast heeft hij een halter voor me gemaakt. Plakken van een boomstam vormen de gewichten van tien en vijftien kilo. Zo kan ik mijn spieren ook in quarantaine blijven trainen.”
Les 10: Laat je niet door angst regeren
“Mijn moeder was vroeger heel bezorgd over ons; ze zag overal gevaren. We mochten bijvoorbeeld niet paardrijden, want stel dat we zouden vallen. Daarom was ik als meisje best voorzichtig. Het sporten heeft me echt veranderd; ik zoek daarin steeds de grenzen op van mijn kunnen. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd. Dat ik best met mijn mountainbike van een schans kan springen, bijvoorbeeld. En dat ik ook met een blessure kan blijven trainen, zij het op een andere manier. Dat vertrouwen werkt door in de rest van mijn leven. Voor een nieuwe baan naar de andere kant van het land verhuizen? We waagden het erop. Want de veilige optie is comfortabel, maar brengt je zelden verder.”
[Kader]
Hoogleraar arbeidsrecht prof. mr. Saskia Peters (Nes aan de Amstel, 1972) studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit en promoveerde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Daar was ze ook enige tijd universitair docent. Ze werkte vijf jaar als wetenschappelijk medewerker en als advocaat bij AKD in Eindhoven en Amsterdam, voor ze terugkeerde naar de UvA, nu als hoofddocent Arbeidsrecht. In 2013 werd ze hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar zette ze een nieuwe masterspecialisatie arbeidsrecht op. Gemiddeld is ze drie dagen per week met onderwijs bezig. De rest van haar tijd besteedt ze aan commissiewerk voor de faculteit, onderzoek en nevenfuncties. Peters woont samen met haar partner, ingenieur Erik Tober, in Drenthe.
Gepubliceerd in Trouw, zaterdag 25 april 2020. (Foto: Merlijn Doomernik.)