Verder zonder ouders

Hoe is het als je beide ouders zijn overleden? Mathilde, Elly en Shirley vertellen. 

Mathilde (55) was tien jaar oud toen haar vader overleed. 27 jaar later stierf haar moeder. Doordat allebei haar ouders lang ongeneeslijk ziek waren, begon het rouwproces al voor hun dood.
“Ik had gedacht dat ik heel emotioneel zou vinden om wees te worden. Maar eigenlijk viel dat mee. Mijn moeder wist al jaren dat ze niet zou genezen van de uitzaaiingen van haar borstkanker. Ik was dus op het afscheid voorbereid. Bovendien had ik op het moment van haar overlijden drie jonge kinderen, inclusief een baby van acht maanden. Misschien gunde ik mezelf daardoor niet alle verdriet.
Het echte besef dat ik een generatie was opgeschoven, kwam pas negen jaar later, toen mijn broer en ik onze stiefvader naar een verzorgingshuis brachten. Vervolgens ontruimden we samen ons ouderlijk huis. Inclusief alle spullen van mijn moeder, die daar waren blijven staan. Dat vond ik zó naar. Het voelde alsof ik het hele rouwproces overdeed.
Tot mijn achtste was mijn jeugd onbezorgd. We hadden een traditioneel, warm en stabiel arbeidersgezin. Mijn vader werkte in de papierfabriek in Eerbeek, mijn moeder was huisvrouw en zorgde voor mij en mijn jongere broer. We hadden het heel gezellig samen, tot mijn vader teelbalkanker kreeg. Twee jaar lang ging hij ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Thuis lag hij op de bank en bleven wij in de keuken. Mijn broertje en ik beseften niet dat onze vader ongeneeslijk ziek was. Daar praten mijn ouders niet over, ook niet onderling. Uiteindelijk kwam de huisarts vertellen hij in het ziekenhuis was overleden — een telefoon hadden we niet. Nu moet ik verdrietig zijn, dacht ik. Maar op dat moment voelde ik eerder opluchting en berusting. Mijn vader had een mensonterende laatste tijd gehad. Door uitzaaiingen in zijn longen kreeg hij het vreselijk benauwd. Eten moest hij via een maagsonde. Dat was heel heftig om mee te maken, zeker voor een kind. Wat dat betreft was het een verademing dat er een einde kwam aan zijn lijdensweg.
De impact van mijn vaders dood was groot. Financieel kregen we het een stuk moeilijker. We verhuisden van Eerbeek naar Assen, waar mijn moeder vandaan kwam. Als oudste werd ik haar steun en toeverlaat. Ze deelde alles met me. Samen zorgden we voor mijn broertje. Daardoor werd ik heel snel volwassen. Natuurlijk miste ik mijn vader. Vooral bij de mijlpalen in mijn leven, zoals mijn diploma-uitreiking en de geboorte van mijn eerste kind, was er altijd dat gapende gat.
Ook mijn moeder is relatief jong overleden. Zij was 66, ik 37. Het was heftig om de mantelzorg voor haar te combineren met de zorg voor mijn jonge gezin. Raar ook, hoe je tegelijk blij kunt zijn over nieuw leven en verdrietig over een naderende dood.
Inmiddels is mijn moeder er al achttien jaar niet meer. Toch mis ik haar nog bijna dagelijks. Haar overlijden staat in mijn geheugen gegrift. ’s Ochtends heel vroeg belde mijn broertje dat ik moest komen. Eenmaal bij haar blies ze in mijn armen haar laatste adem uit. Ik weet zeker dat ze op me heeft gewacht. Als ik erover vertel, krijg ik weer een brok in mijn keel.
Het gemis is in de loop van de tijd minder op de voorgrond komen te staan, maar het is er altijd. Ik voel ook nog steeds een connectie met haar. Van mijn tante heb ik de brieven gekregen, die mijn moeder jarenlang aan haar schreef. Hilarisch zijn die. Zo heb ik ontdekt dat allerlei rare uitdrukkingen die we thuis gebruiken van háár komen. Okselpruik bijvoorbeeld, in plaats van okselhaar. Het klinkt misschien vreemd, maar ik praat ook nog steeds tegen mijn moeder. Gewoon, over dagelijkse dingen. ‘Dat had jij ook leuk gevonden, mam’, zegt ik dan in gedachten. Zo is ze toch nog een beetje bij me.”

————-

Elly (58) verloor haar beide ouders toen ze halverwege de veertig was. Behalve verdriet en leegte voelde ze óók opluchting. 
“Mijn moeder overleed op mijn 45ste verjaardag. Ze was dement en woonde in een verpleeghuis. Op haar sterfbed was ik bij haar. Anderhalf jaar later stierf mijn vader, juist toen ik op vakantie was in Frankrijk. Van hem heb ik op afstand afscheid genomen. Dat ik toen niet terug naar Nederland ben gegaan, had te maken met mijn gecompliceerde relaties binnen het ouderlijk gezin.
Mijn oudere broer, oudere en jongere zus en ik hadden geen gemakkelijke jeugd. Nadat de jongste was geboren, kreeg mijn moeder een kraambedpsychose. Daarna is ze nooit meer de oude geworden. Bijna ieder jaar werd ze wel een keer met ernstige psychiatrische problemen opgenomen. Mijn vader had ook zijn gebruiksaanwijzing. Laat ik het er op houden dat hij zijn lievelingetjes had, en dat ik daar zeker géén van was. Ik voelde me onveilig, ongewenst, onderdrukt. Ondertussen vochten mijn broer, zussen en ik elkaar de tent uit. Op mijn 17e liep ik van huis weg. Ik moest me letterlijk en figuurlijk losmaken van mijn familie.
Daarna ben ik mijn eigen pad gegaan: ging studeren, werd verloskundige, kreeg een zoon. Maar ondanks het pijnlijke verleden hield ik toch contact met mijn vader en moeder. Ze waren tenslotte mijn ouders — die band is onlosmakelijk. Bovendien wilde ik mijn zoon het opa- en omagevoel niet ontzeggen.
Na hun overlijden kwam alle oude pijn van mijn jeugd eruit. Ik wist niet waar ik het moest zoeken, zo overweldigend was mijn verdriet. Over het verlies van dat moment, maar vooral ook over wat nooit meer kon zijn. Mijn leven lang was ik bijven dromen over een liefdevolle relatie met mijn ouders, waarin ik werd gezien en gehoord. Waarin ik er mocht zijn. Nu zou het nooit meer zover komen. Zou ik de woorden waar ik zo naar had verlangd — ‘het spijt ons, we houden van je’ — nooit meer horen.
Na de droefheid en rouw volgde de opluchting. Zolang ze nog leefden, hadden mijn ouders me emotioneel altijd in hun greep gehouden. Na hun dood voelde ik me lichter, bevrijd. Zo ontstond er ruimte om te helen, om echt helemaal mezelf te worden.
Inmiddels ben ik twaalf jaar verder en voel ik me een ander mens. Jarenlang kwam er af en toe een zwarte deken over me heen. Dan voelde ik dat ik nooit geboren had mogen worden. Die periodes van intense eenzaamheid en verdriet heb ik nu niet meer. Met behulp van onder andere sport, beeldhouwen en goede therapie ben ik gelukkiger dan ooit.
Tegelijkertijd is het gemis van mijn vader en moeder in de loop van de tijd verrassend genoeg serieuzer geworden. Na al die jaren voelt het nu heel schraal om geen ouders meer te hebben. Om op moederdag geen bloemetje te kunnen brengen. Om hen in coronatijd niet te kunnen helpen. Want de zorg voor je ouders geeft ook invulling en een doel aan je leven. Dat is nu weg.
Verder vind ik het heel jammer dat ik niets meer met hen kan delen. De afgelopen jaren heb ik veel kunnen reflecteren op mijn eigen rol als moeder. Over wat ik als moeder anders had willen en moeten doen. Ik realiseerde me dat ik net als mijn ouders dat vroeger deden ook weg kon lopen als het te moeilijk werd voor mij. Heel pijnlijk om me hier bewust van te worden. En tegelijk zo waardevol. Juist door mijn eigen ervaringen als ouder zie ik mijn vader en moeder nu door een andere bril. Wellicht had dat inzicht een opening geboden om een ander soort gesprek met ze aan te gaan. Om dingen écht uit te praten. Maar omdat ze er niet meer zijn, zal ik dat nooit weten.” 

——————————-

Shirley (51) werd op haar 18e wees. Het maakte dat ze haar eigen kind koste wat het kost wilde beschermen. 
“Ik ben opgegroeid in Suriname, in een gezin van acht kinderen. Mijn vader werkte aan grote bouwprojecten en was vaak twee weken aaneen van huis. In de praktijk zorgde mijn moeder dus voor ons. Een ongelofelijk lieve en zachtaardige vrouw, die altijd voor anderen klaarstond. Ze was ons alles, de pijler onder ons gezin.
Toen ik tien was, overleed mijn vader door hartproblemen. Hij was 38. Ik weet nog dat ik thuis kwam uit school en dat oma ons opving. Mijn moeder was al in het ziekenhuis. Wij hebben hem daar ook nog bezocht voor hij overleed. Natuurlijk was ik verdrietig, maar echt missen deed ik hem niet. Omdat hij zo weinig thuis was, hadden we geen hechte band.
Dat was anders met mijn moeder. Een jaar voor haar overlijden, had ik een zoon gekregen. Ik woonde nog thuis met hem — zijn vader had ons in de steek gelaten. Ik deelde de zorg voor mijn baby dus dagelijks met mijn moeder en zussen. Het maakte onze band alleen maar sterker. En toen kreeg ze, op haar 54ste, ineens een hersenbloeding. Ze raakte in een coma, waar ze niet meer uit zou ontwaken. Met alle kinderen samen namen we in het ziekenhuis afscheid. Ze moet ons wel hebben gehoord, want de tranen stroomden over haar wangen.
Het gemis van mijn moeder was enorm, maar gelukkig hadden we elkaar. Mijn oudste broer, die al uit huis was, nam de ouderrol op zich. Hij kwam dagelijks kijken hoe het met ons ging. Of we wel douchten, en niet ’s avonds laat uitgingen. Bij zijn vrouw konden we terecht met al onze zorgen en problemen. Ook de rest van de familie bekommerde zich om ons, net als buren en dorpsgenoten. Wat dat betreft gaat het er in Suriname echt anders aantoe dan hier. Wat er ook gebeurt, we zorgen als gemeenschap voor elkaar. Het is troostend om zo’n vangnet te hebben. Toch was het verdriet er niet minder om. Van je moeder is er tenslotte maar één. Haar onvoorwaardelijke liefde en vertrouwen vind je bij niemand anders.
Dat ik zo jong wees ben geworden, heeft mijn leven zeker mede bepaald. Zo wilde ik mijn enige kind van jongs af aan alles geven, en hem koste wat het kost beschermen. Je weet immers niet hoe lang je samen hebt. Voor hem ben ik 22 jaar geleden ook naar Nederland gekomen, zodat hij een betere opleiding kon krijgen.
Behalve mijn vader zijn ook twee van mijn oudere broers op hun 38ste overleden. Ik zag er daarom best tegenop om zelf die leeftijd te bereiken. Ben ik de volgende?, dacht ik. Gelukkig gebeurde er niets. Los van die angst is het heel vreemd om ouder te zijn dan je vader ooit is geweest. Dat voelt onnatuurlijk.
Je zou denken dat het gat in mij na al die jaren wel was gedicht. Ik leef immers al veel langer zonder dan met mijn ouders. Niet dus, vooral mijn moeder mis nog steeds. Op feest- en verjaardagen natuurlijk. Dan brand ik een kaarsje voor haar. Maar ook op mooie momenten. Toen mijn zoon trouwde bijvoorbeeld, of mijn twee kleindochters werden geboren. Die gebeurtenissen had ik zo graag met haar willen delen. Het gemis was het grootst in de moeilijke periodes in mijn leven. Nadat ik van mijn gewelddadige echtgenoot was gescheiden bijvoorbeeld. Met haar steun had ik me toen zeker minder eenzaam gevoeld.
Na een ongelukkig huwelijk heb ik nu een fantastische nieuwe partner, met wie ik alles deel. Ik had nooit gedacht dat ik dat geluk nog zou vinden. Samen met mijn zoon runnen we een prachtig mediabedrijf. Ook al heeft ze nooit kunnen zien wat er van me geworden is, ik weet zeker dat mijn moeder heel erg trots op me zou zijn geweest.”

Gepubliceerd in Margriet 35, augustus 2020. Beeld: Pixabay.