Levenslessen van chemicus Marleen Kamperman

De Groningse hoogleraar Marleen Kamperman (1979) koos ooit voor scheikunde. Ze gelooft dat wat je kiest minder belangrijk is dan dat je kiest. Dat geeft ze ook aankomende studenten mee. “Die ene, zaligmakende studie bestaat toch niet.” 

Les 1: De natuur biedt eindeloze inspiratie
“Ik ontwikkel nieuw materialen, waarbij ik me laat inspireren door fenomenen uit de natuur. Als kind was ik al gefascineerd door de jaarringen in bomen en de bijzondere structuur in de hoedjes van paddenstoelen. Daar hield ik dan spreekbeurten over. Tijdens mijn studie ging ik me verdiepen in gekko’s, een soort hagedissen. Die kunnen zonder probleem over het plafond lopen. Spider-Man is er niets bij! Hoe krijgen ze dat voor elkaar? Ik heb ook een obsessie met zandkasteelwormen, die in de zee leven. Zij produceren lijm die onderwater plakt. Ongelofelijk toch? Ik wil snappen hoe ze dat doen en het chemische proces kunnen namaken. We zijn daarmee een eind op de goede weg. Wie weet gebruiken artsen onze uitvinding in de toekomst om interne wonden te plakken in plaats van ze te hechten. Dat zou fantastisch zijn.” 

Les 2: Geluk maakt schuld
“Ik kom uit een warm, veilig, gereformeerd nest. Mijn vader werkte als docent wiskunde en later als roostermaker op een ROC, mijn moeder was thuis en zorgde voor ons. Het geloof was alom aanwezig in ons gezin. We baden voor het eten en zaten iedere zondag in de kerk, waar mijn vader koster was. Maar belangrijker nog was de moraal die onze ouders mijn twee broers, mijn zus en mij voorleefden. Om barmhartig te zijn en voor elkaar te zorgen. Hoewel ik zelf inmiddels niet meer geloof — door de wetenschap kreeg de twijfel de overhand — is dat nog altijd mijn leidraad. Ik ben een geluksvogel, met een goed stel hersens, een flinke portie doorzettingsvermogen, een fijne familie en een gezond kind. Die voorspoed heeft me gebracht waar ik nu ben. Maar ik weet dondersgoed dat lang niet iedereen zoveel mazzel heeft. Het schept een verantwoordelijkheid om een positieve bijdrage te leveren en iets terug te doen. Met mijn onderzoek, en praktisch, door les te geven en jonge mensen zo goed mogelijk op weg te helpen. Dat gaat trouwens verder dan alleen mijn werk. Zo heb ik me onlangs aangemeld voor de commissie in ons dorp die een voetbalkooi voor de jeugd wil neerzetten.”

Les 3: Wat je kiest, is minder belangrijk dan dát je kiest
“Als kind leek het me heerlijk om secretaresse te worden, vooral om alle papieren en pennen te ordenen. Van structuur en logica word ik blij. Als mijn oma me in de vakantie een puzzelboekje liet uitzoeken, koos ik voor logikwissen. Het kaartspel SET, waarbij je zo snel mogelijk patronen in gekleurde symbolen moet herkennen, was mijn favoriet. Op school blonk ik uit in exacte vakken. Mijn wiskundehuiswerk bewaarde ik voor het laatst, omdat ik dat zo leuk vond. Verrassend genoeg werd ik daar niet mee gepest. ‘Voor iemand met zulke hoge cijfers, ben je best normaal’, zei een klasgenootje. Mijn ouders lieten me volledig vrij om mijn eigen weg te gaan. De keus viel  scheikunde. Ik wilde mezelf graag uitdagen en die studie leek me lekker moeilijk. Maar het had net zo goed natuurkunde, geneeskunde of biologie kunnen zijn. Ik geloof heilig dat wat je kiest minder belangrijk is dan dát je kiest. Die ene, zaligmakende studie bestaat toch niet. Dat houd ik ook de scholieren voor, die naar een voorlichtingsdag op de universiteit komen. Je volledig inzetten om er, ongeacht de omstandigheden, het meeste uit te halen, dáár draait het om. Dat is mijns inziens de echte sleutel tot succes.”

Les 4: Je eigen manier is de beste
“Het eerste jaar van mijn studie zat ik tussen zeven meisjes en 72 jongens. Tot dan had ik er nooit over nagedacht dat een vrouw met een technisch vak iets bijzonders was. Later, tijdens mijn promotieonderzoek, bleef de man-vrouw-verhouding scheef. Vrouwen zijn in de chemie nu eenmaal in de minderheid. Last heb ik daar trouwens nooit van gehad. Integendeel; als positieve uitzondering ben je beter zichtbaar en word je bijvoorbeeld eerder uitgenodigd om een praatje te houden. Dat kan helpen om je naam in de wetenschap te vestigen. Overigens verandert de wereld wel, ook binnen de scheikunde. In mijn eigen onderzoeksgroep lopen meer vrouwen rond dan mannen. Uiteraard heb ik daar zelf een hand in. Ik vind het leuk om een rolmodel te zijn en te laten zien: een carrière in de wetenschap en een gezin gaan prima samen. Wie mijinspireert? Jurist Rianne Letschert werd op haar 40ste rector magnificus van de Universiteit Maastricht, als jongste vrouw ooit én met een jong gezin. Daar neem ik graag een voorbeeld aan. Net als aan zangeres Beyonce. Met haar muziek heb ik niks, maar ik vind het fantastisch hoe zij op haar eigen manier de top heeft bereikt. Zonder over zich heen te laten lopen en zonder concessies te doen aan haar vrouwelijkheid. Waarom zou ik dat dan wel doen?” 

Les 5: Hoe meer je leert, hoe minder je weet
“Vorig jaar werd ik, op mijn 39ste, tot hoogleraar benoemd. Professor? Ik? Een vreemd idee. Voor mij zijn professoren geleerde figuren, die weten wat ze doen. Die een overstijgende blik hebben en op Radio1 mogen vertellen hoe het zit. Zo zie ik mezelf helemaal niet. Voor mijn gevoel rommel ik maar wat aan, in de hoop dat daar wat goeds uit voortkomt. Toen ik dat laatst in een column schreef, stroomde mijn mailbox vol. Ik kreeg veel bijval, ook uit de wetenschap, van mensen die mijn oprechtheid verfrissend vonden. Maar er kwam ook kritiek, over dat ik mezelf onderuit haalde. En dat nota bene als vrouwelijk rolmodel, want zoveel vrouwelijke hoogleraren zijn er nog steeds niet. Voor de duidelijkheid: ik vind wel degelijk dat ik verstand van zaken heb. En aan zelfvertrouwen ontbreekt het me ook niet. Maar denken dat je de wijsheid in pacht hebt, is voor een onderzoeker de dood in de pot. De essentie van wetenschap is juist dat er géén kant-en-klare antwoorden zijn. In plaats daarvan stel ik vragen, met een nieuwsgierige, open blik. Zo bezien is kunnen aanrommelen juist een kracht.”

Les 6: Wie de taal niet goed beheerst, komt als wetenschapper nooit ver
“Het is geen leuke boodschap, maar ik zeg het eerlijk: de taalvaardigheid van studenten is, zeker in mijn vakgebied, vaak abominabel. Daar maak ik me heel druk om. Als je als wetenschapper iets wilt bijdragen aan je werkveld en aan de maatschappij, moet je je boodschap wel kunnen uitleggen. Dat betekent ook: je verhaal helder — en liefst foutloos — opschrijven. Helaas hebben veel studenten totaal geen kaas gegeten van taal. Dat is deels hun schuld, maar deels ook die van ons docenten. In de opleiding besteden we er namelijk nauwelijks aandacht aan. Heel anders dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, waar studenten veel essays moeten schrijven en leren argumenteren. Daar kunnen wij nog wat van opsteken. Laten we om te beginnen het vak Nederlands voor alle eerstejaarsstudenten verplicht stellen.” 

Les 7: Probeer het gewoon
“Sinds mijn 17e heb ik een relatie met Owen. Hij was mijn eerste, echte vriendje. Is dit wel slim?, dacht ik tijdens mijn studie. Moet ik niet meer ervaring opdoen? Maar nu vind ik het heerlijk dat we al zo lang samenzijn. We kennen elkaar door en door en hebben aan een half woord genoeg. Owens steun is voor mij onontbeerlijk. Als romanschrijver werkt hij van huis uit. Daardoor kon hij relatief makkelijk mee toen ik in Amerika wilde promoveren. En dat hij thuis is als onze zoon van zeven uit school komt, geeft mij professioneel de ruimte. Misschien wel het allerbelangrijkste is dat hij mijn zelfstandigheid stimuleert. ‘Dat kun je prima zelf’, is zijn mantra. Bijvoorbeeld toen ik moest kiezen bij welke buitenlandse universiteit ik wilde werken. Zonder zijn duwtje in de rug was ik misschien niet alleen op verschillende plekken in de wereld gaan kijken. Dat vertrouwen heeft me echt gevormd, als persoon en als wetenschapper. Ik probeer het gewoon. Hulp vragen kan altijd nog.” 

Les 8: Harde wetenschap kan niet zonder zachte wetenschap
“Eerder dit jaar kwam het bericht dat technische universiteiten en faculteiten er per jaar 150 miljoen euro bij krijgen. Fantastisch nieuws, ware het niet dat dat bedrag ten koste gaat van ‘zachte’ wetenschappen, zoals geschiedenis en filosofie. Het klinkt misschien vreemd uit de mond van een chemicus, maar volgens mij begaat verantwoordelijk minister Van Engelshoven hiermee een cruciale fout. Met enkel slimme rekenaars en techneuten, zonder cultureel of historisch besef, komen we er als samenleving niet. Alfa’s, bèta’s, gamma’s: we vullen elkaar aan en hebben elkaar keihard nodig. Dus, mevrouw Engelshoven, laat dat geld lekker daar waar het hoort.” 

Les 9: Meer is niet altijd beter
“Tijdens mijn studie in Groningen was ik degene die het hardst werkte. Maar aan de Amerikaanse Cornell University ging ik om half zeven ’s avonds als eerste naar huis. Hoewel de prestatiedruk enorm was, heb ik er toen bewust voor gekozen om niet mee te doen aan die ratrace. Langere dagen leiden echt niet tot betere resultaten. Veertig tot vijftig uur per week werken vind ik meer dan genoeg. Dat houd ik vol omdat mijn leven goed in balans is. Ik loop hard, ben actief in ons dorp en help op de school van mijn zoon. In het weekend doe ik leuke dingen met mijn gezin, zoals op vogelkijkexcursie gaan. Tijdens mijn promotie in de VS kwam ook het besef dat er grenzen zijn aan mijn ambities. Dat hardop uitspreken wordt vaak als zwaktebod gezien. Zo jammer! Ja, ik wil graag iets bereiken. En ja, ik ben er trots op mijn hoogleraarschap. Maar niet ten koste van alles. Ik ga me niet over de kop werken omdat de onderzoekscultuur daarom vraagt. Dan maar geen Nobelprijs.” 

[Kader]
Chemicus Marleen Kamperman (IJsselstein, 1979), gespecialiseerd in polymeerchemie, studeerde aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2008 promoveerde ze aan de Cornell University in Ithaca (VS). Daarna werkte ze twee jaar als postdoctoraal onderzoeker aan het Leibniz Insitute for New Materials in Saarland (Duitsland). In 2010 ging ze bij Universiteit Wageningen aan de slag, eerst als Assistant Professor en later als Associate Professor. In september 2018 werd ze benoemd als hoogleraar Polymer Science bij het Zernike Insititute for Advanced Materials aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds begin dit jaar schrijft ze maandelijks een column voor De Volkskrant. Kamperman is getrouwd met schrijver Owen Donkers. Samen met hun zoon Simon (7) wonen ze in het Groningse dorp Aduard. 

Gepubliceerd in Trouw, zaterdag 1 juni 2019. Foto: Merlijn Doomernik.