Past dit medicijn (nog) bij mij?

Als je ouder wordt, verandert de manier waarop je lichaam op medicijnen reageert. En hoe meer verschillende middelen je gebruikt, hoe groter de kans dat die elkaar beïnvloeden.

Stel, je slikt al jaren dezelfde medicijnen, en ineens krijg je last van bijwerkingen. Dat klinkt vreemd, maar toch is het niet zo raar. Met het ouder worden, gaat het lichaam namelijk vaak anders op medicijnen reageren. De hoeveelheid lichaamsvocht neemt in de in de loop van de jaren af, waardoor geneesmiddelen die in water oplossen sterker werken. Ook worden de hersenen gevoeliger voor de werking van bepaalde medicatie. Daardoor word je bijvoorbeeld eerder licht in je hoofd van een middel. En als je nieren verminderd werken, kan het langer duren voor medicijnen uit je lichaam zijn verdwenen. Als je verschillende middelen slikt, kunnen die elkaar bovendien versterken of verzwakken, of op een andere manier beïnvloeden. Dat geldt trouwens óók voor medicijnen die je bij de drogist koopt, zoals pijnstillers of sint-janskruid. Het gevolg: met het stijgen van de leeftijd heb je eerder, vaker en meer last van bijwerkingen, zoals sufheid, duizeligheid en verwardheid. Het risico op valpartijen wordt daardoor groter.

Onderzoek
Eigenlijk zouden medicijnfabrikanten de werking van nieuwe middelen bij (kwetsbare) ouderen apart moeten onderzoeken. Maar zulk onderzoek is ingewikkeld en duur. Ouderen hebben namelijk vaker te maken met allerlei aandoeningen, die het effect van zo’n nieuw medicijn kunnen beïnvloeden. Of ze gebruiken andere geneesmiddelen die de werking van het te onderzoeken middel verstoren. Dus sluiten fabrikanten ze uit. In plaats daarvan testen ze voornamelijk op jongere, gezondere proefpersonen. Anders gezegd: de groep die de meeste medicijnen gebruikt, zit onvoldoende in de studies waarin de veiligheid en de werkzaamheid ervan is bepaald.
Wetenschappelijke onderzoeken worden vertaald in richtlijnen. Daarin staat onder andere hoeveel artsen van een bepaald  middel moeten voorschrijven. Maar ook voor die richtlijnen geldt dus: ze zijn niet per se geldig voor (kwetsbare) ouderen. Een standaarddosering kan, door lichamelijke veranderingen, bij een iemand van 85 immers heel anders uitpakken dan bij een patiënt van 50.
Daar komt bij dat ook streefwaarden voor bijvoorbeeld een ‘gezonde’ bloeddruk of cholesterolgehalte in de loop van de tijd veranderen. Hoe lager, hoe beter, denken de meeste mensen over dit soort waarden. “Maar dat klopt niet”, zegt Rob van Marum, klinisch geriater in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Breda en bijzonder hoogleraar farmacotherapie (de behandeling van ziektes en aandoeningen met geneesmiddelen) bij ouderen in het Amsterdam UMC. “Een ‘normale’ bloeddruk van 120/80 kan er bij een kwetsbare 80-plusser gemakkelijk voor zorgen dat die sneller duizelig wordt en valt. Vandaar dat voor deze groep een bloeddruk van 160/100 wel zo veilig is.”

Eerste hulp
Maar een hoge bloeddruk is toch ook ongezond?, hoort Van Marum vaak op zijn spreekuur. “Dat hangt er helemaal vanaf”, nuanceert hij. “Een bloedruk van bijvoorbeeld 220/120 is natuurlijk gevaarlijk, maar die zie je niet vaak. Medicijnen als bloeddruk- en cholesterolverlagers schrijven we meestal voor bij lichtere vormen van hoge bloeddruk, om op de lange termijn — over tien of twintig jaar — het risico op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten te verkleinen. Maar als je maximaal nog een paar jaar in het verschiet hebt, doen ze door de bijwerkingen vaak meer kwaad dan goed.”
Niet voor niets belanden jaarlijks zo’n 48.000 65-plussers met een medicijngerelateerd probleem op de eerste hulp. Dat aantal neemt al jaren toe. De meesten komen daar terecht, omdat ze zijn gevallen. Maar ook problemen met de nieren of bloedingen komen veel voor. Hoe ouder de patiënt, hoe vaker het fout gaat; het aantal 65-plussers dat in verband met geneesmiddelengebruik in het ziekenhuis wordt opgenomen, is drie keer zo groot als in de leeftijdsgroep onder de 65. Dat is des te schrijnender, omdat de helft van die opnames met het juiste gebruik en tijdig ingrijpen te vermijden was geweest, aldus zorgonderzoeksinstituut NIVEL.
“Ouderen moeten zeker niet ‘zomaar’ met allerlei geneesmiddelen stoppen”, haast Van Marum zich te zeggen. “Maar het zou goed zijn als we me z’n allen wel wat kritischer worden over het medicijngebruik, en de voor- en nadelen beter tegen elkaar afwegen. Artsen én patiënten. Ik zie mensen met uitgezaaide kanker en een levensverwachting van maximaal een jaar, die nog cholesterolverlagers slikken. Ze hebben daar in die fase helemaal geen baat meer bij.”

Goede informatie
De oplossing ligt volgens hem in meer maatwerk. Daarbij draait het om de vraag: is dit medicijn een goed idee voor mij?. “Richtlijnen gaan over groepen, niet over individuen. Laten we in plaats van naar gemiddelden te kijken focussen op de kwaliteit van leven van kwetsbare ouderen. Oók als dat betekent dat we behandelingen beter kunnen laten. Hoe moeilijk dat soms ook is.”
Een belangrijke eerste stap is betere voorlichting door artsen, vindt hij. Want alleen als je goed bent geïnformeerd, kun je goed afwegen of je een medicijn wilt gebruiken of niet. Van Marum: “Stel: na een TIA — een tijdelijke beroerte — schrijft  de neuroloog een dagelijks aspirientje voor. Aspirine verlaagt de kans op een nieuwe beroerte met een paar procent, maar  vergroot juist de kans op onder andere een maagbloeding. Patiënt en arts moeten in goed overleg bepalen wat zwaarder weegt.”
Slechts 15 procent van de ouderen die meer dan vijf medicijnen slikken, weten waar die middelen voor zijn en waarom ze ze slikken, ontdekten onderzoekers van de Maastricht University. Het gevolg is dat patiënten minder trouw zijn in het gebruik ervan, maar ook dat ze minder goed kunnen aangeven als ze last hebben van bijwerkingen.
“Gebruik je vijf of meer verschillende medicijnen? Neem nut en noodzaak daarvan dan regelmatig met je huisarts door”, besluit Van Marum. “Of vraag de apotheek jaarlijks op een vast moment om een medicatie-adviesgesprek. In zo’n gesprek kun je samen in alle rust doornemen welke middelen je gebruikt. Zijn die allemaal nog zinvol? Kan de dosering of de  toediening eventueel beter? Zo nodig overlegt de apotheker met de (huis)arts.”

[Kader]
VEELGEBRUIKTE MIDDELEN: WEES HIEROP ALERT
Middelen tegen een hoge bloeddruk

  • Let op: dat de bloeddruk niet te laag wordt. Het belangrijkste gevaar daarvan is duizeligheid, met mogelijk valpartijen tot gevolg.
  • Goed om te weten: de algemene streefwaarden voor een gezonde bloeddruk(120/80) zijn voor 80-plussers te streng. Rob van Marum: “Voor mensen boven de 80 is een bloeddruk van 160/100 veiliger.”
  • Dit kun je doen: laat je bloeddruk periodiek controleren. Overleg met je huisarts hoe vaak dat verstandig is. Heb je last van duizeligheid of andere bijwerkingen, kaart het meteen aan. Denk niet: het hoort erbij.

Cholesterolverlagers

  • Let op: een sterke verlaging van het cholesterol is bij kwetsbare ouderen niet altijd beter. Dat hangt sterk af van de reden waarvoor de cholesterolverlager is voorgeschreven. Daarnaast veroorzaken de middelen soms duizeligheid, spierpijn en/of een moe gevoel in de benen, met valgevaar tot gevolg.
  • Dit kun je doen: meld eventuele bijwerkingen direct en bespreek ze met je huisarts. Overigens kunnen die, door lichamelijke veranderingen, ook pas ontstaan als je de middelen al jaren gebruikt.

Middelen tegen diabetes

  • Let op: een te strenge instelling op de medicatie geeft bij ouderen veel problemen, bijvoorbeeld in de vorm van meer ‘hypo’s’ — dipjes in het bloedsuiker. Als gevolg van zo’n hypo kun je gaan trillen en moe en duizelig worden. Je voelt je dan akelig. Als je ouder bent, herstel je bovendien langzamer van een hypo dan jongeren. De invloed op de kwaliteit van leven is dus groot.
  • Dit kun je doen: bespreek met je arts welke bloedsuikerwaarde in jouw situatie acceptabel is. Voor sommige 80-plusers ligt die eerder in de richting van 9 of 10 mol/l dan de ‘normale’ 4 of 5. Het gaat erom de waarde te vinden waar je je zo goed mogelijk bij voelt. Ter geruststelling: een wat hogere waarde maakt voor de levensverwachting niets uit.

Pijnstillers

  • Let op: eigenlijk is alleen paracetamol echt veilig. Alle andere pijnstillende middelen — ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID’s, zoals ibuprofen) en opiaten (zoals tramadol en morfine) — geven bij ouderen vaak vervelende bijwerkingen. NSAID’s vergroten bijvoorbeeld de kans op maagbloedingen en nierproblemen. Ook kunnen ze de klachten van patiënten met hartfalen verergeren. Opiaten kunnen een delier — een nare, tijdelijke verwardheid — veroorzaken. Ook geven deze middelen vaak verstopping (obstipatie).
  • Dit kun je doen: slik bij het gebruik van NSAID’s altijd een maagbeschermer. Krijg je een pijnstiller uit de familie van opiaten voorgeschreven, vraag daar dan een laxeermiddel bij.

Middelen tegen botontkalking (bisfosfonaten)

  • Let op: het lichaam slaat dit soort geneesmiddelen op in de botten. Daar werken ze nog jaren door.
  • Dit kun je doen: patiënten hoeven zelden langer dan vijf jaar te slikken.

Antidepressiva

  • Let op: alle middelen die je geestestoestand beïnvloeden — officiële naam ‘psychofarmaca’ — kunnen voor (kwetsbare) ouderen gevaarlijke bijwerkingen hebben. Denk aan sufheid, een verhoogde kans op vallen, hartritmestoornissen of zelfs een beroerte.
  • Dit kun je doen: bespreek ieder half jaar of het nodig is om door te gaan met het gebruik van de medicijnen. Stop nooit abrupt met dit soort middelen, maar bouw die — in overleg met de arts — geleidelijk af.

[Kader]
Nieuw medicijn?

  • Besprek met je dokter of het echt nodig en zinvol is om het middel te gaan gebruiken. Laat je goed voorlichten over de mogelijke gezondheidswinst. Zet die af  tegen de eventuele bijwerkingen.
  • Vraag aan de arts of de apotheker waar je bij het gebruik op moet letten, en wanneer je aan de bel moet trekken.
  • Check of het nodig is om voorafgaand aan het gebruik je nierfunctie te laten testen.
  • Spreek met de arts af dat je een middel bijvoorbeeld een paar weken probeert, en dat je daarna overlegt hoe het is bevallen, en welke eventuele bijwerkingen je hebt. Vraag dus niet ‘zomaar’ een herhaalrecept.
  • Meld bij het afhalen van de medicatie in de apotheek altijd welke receptloze middelen (van de drogist) je daarnaast gebruikt, bijvoorbeeld ontstekingsremmende pijnstillers (zoals ibuprofen) of sint-janskruid.
  • Als je je afvraagt of bepaalde klachten het gevolg kunnen zijn van een geneesmiddel, check dat dan bij de apotheker. Deze kan dan zo nodig in overleg de huisarts voor een alternatief zorgen.
  • Krijg je een medicijn dat net op de markt is? Vraag aan je arts of er al ervaring is met mensen van jouw leeftijd.

Gepubliceerd in Plus Magazine, juni 2018. (Illustratie: Ilse Weisfelt)