Peru-ambassadeur Nathalie Lintvelt wil de wereld een beetje mooier maken

De Groningse Nathalie Lintvelt (49) begon in juli 2019 aan haar post als ambassadeur voor Peru, Bolivia en Ecuador. De eerste maanden kreeg ze meteen te maken met politieke onrusten en een afgezette president. Toen moest de coronacrisis nog komen. “Ik heb dag en nacht gewerkt om meer dan 1400 gestrande Nederlanders uit het gebied te krijgen.” 

  • Naam: Nathalie Lintvelt
  • Geboren: 22 juni 1971 in Groningen
  • Opleiding: vwo aan het Sint Maartenscollege in Haren. Studeerde een jaar geschiedenis in het Canadese Quebec en rechten en internationale betrekkingen aan de Universiteit Leiden. Nam deel aan het diplomatenklasje van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. 
  • Werk: sinds 1996 voor het Ministerie van Buitenlandse zaken, afwisselend in Nederland en het buitenland. Was in Den Haag onder andere hoofd van de afdeling Migratie en ontwikkeling en vervulde diplomatieke posten op de ambassades in Iran en Indonesië. In juli 2019 werd Lintvelt benoemd tot ambassadeur voor Peru, Bolivia en Ecuador. 
  • Privé: woont met haar man Herbert Kruizenga en hun twee kinderen, Luuk (10) en Marilie (8), in Lima, Peru. 

Nog voor ze van haar fiets is afgestapt, heeft ze haar hand al uitgestoken.
“Hallo, ik ben Nathalie Lintvelt”, zegt ze enthousiast. Om haar arm vervolgens meteen beschaamd terug te trekken. “Sorry, sorry”, verontschuldigt ze zich. “De coronamaatregelen hier lijken in niets op die in Peru. Na daar maandenlang in een enorm strenge lockdown te hebben gezeten, vergeet ik in het vrije Nederland soms dat het virus hier ook nog steeds rondwaart.”
Ambassadeur Lintvelt (49) is met haar gezin even terug in Groningen, de stad waar haar wortels liggen. Op een geleende fiets komt ze, gehuld in een spijkerbroek en witte blouse, naar de interviewafspraak aan de voet van de Martinitoren. De overgang is groot, van haar huidige woonplaats — miljoenenstad Lima, waar bewoners nauwelijks de straat op mogen, mondkapjes overal verplicht zijn en een avondklok geldt — naar haar gemoedelijke geboorteplaats, waar het winkelende publiek relaxt voorbij slentert. “Na een paar weken ben ik nog steeds niet helemaal gewend.”
Peru is zwaar getroffen door COVID-19. Inmiddels zijn er daar bijna 600.000 geregistreerde besmettingen, negen keer zoveel als in Nederland. Ook het aantal sterfgevallen (ruim 27.000) is in vergelijking met Nederland (ruim 6.200) hoog. En dat terwijl de bevolking van Peru met een kleine 32 miljoen mensen amper twee keer zo groot is als die van ons land.
“De eerste ziektegevallen werden begin maart vastgesteld”, vertelt Lintvelt. “Dat waren Peruanen die terugkwamen van familiebezoek in Spanje of Italië. Ondanks dat de regering direct  maatregelen afkondigde, heeft het virus zich toch snel verspreid. Vermoedelijk mede door de gewoonte om dagelijks op de markt boodschappen te doen — de helft van de Peruanen heeft geen koelkast — en omdat veel mensen, zeker in arme wijken en gebieden, dicht op elkaar wonen. Verder lijkt de royale uitkeringsregeling van de Peruaanse regering een averechts effect te hebben gehad. 90 procent van de inwoners heeft recht op zo’n geldelijke toelage. Waar men vooraf echter niet bij heeft stilgestaan, is dat 40 procent van de Peruanen geen bankrekening heeft waar dat geld op kan worden gestort. Al die mensen stonden en staan dus in lange rijen voor de bank om het cash in ontvangst te nemen.” 

Op slot
Lintvelt was nog maar acht maanden ambassadeur, toen de coronacrisis in alle hevigheid losbarstte. Het was trouwens niet alsof ze daarvoor een rustige inwerkperiode had gehad. Amper twee maanden na haar aanstelling ontbond de Peruaanse president eind september het congres. Twee weken later braken er onlusten uit in Ecuador. De aanleiding: het intrekken van veertig jaar oude subsidies op brandstof, waardoor de prijzen van benzine en diesel meer dan verdubbelden. In november was Bolivia aan de beurt. Daar moest president Evo Morales — sinds 2006 aan de macht — het veld ruimen. Zijn positie was onhoudbaar geworden, nadat bleek dat bij zijn herverkiezing was gesjoemeld. En toen kwam corona daar in maart van dit jaar nog bovenop.
“Van de ene op de andere dag gingen de grenzen op slot”, vertelt Lintvelt, terwijl ze aan een cappuccino nipt. “Ook al het luchtverkeer en het binnenlandse vervoer lagen plotsklaps plat. De honderden Nederlanders in Peru konden ineens geen kant meer op. Voor elke afzonderlijke reisbeweging van Nederlandse burgers moesten we een aparte vergunning bij het Peruaanse ministerie van Buitenlandse Zaken regelen. Een hels karwei.”
Maandenlang werkte ze van ’s ochtends zeven tot ’s avonds elf. En dat zeven dagen per week. Van huis uit, want zelf mocht ze ook nauwelijks naar buiten. In de praktijk kwam het dus neer op heel veel bellen, mailen en WhatsAppen. “Voor de komende jaren heb ik in ieder geval alvast een heel intensieve band met de Peruaanse ambtenaren.”
Met vereende krachten — het ambassadeteam dat aan de repatriëring werkte, telde tien medewerkers — lukte het uiteindelijk om zo’n 1400 Nederlanders uit de regio te krijgen. 

Verantwoordelijk
De lange dagen, de strenge coronamaatregelen en de hoge aantallen Peruaanse ziekte- en sterfgevallen zijn Lintvelt niet in de koude kleren gaan zitten. “We werken allemaal harder dan ooit, maar ik kan mijn medewerkers alleen van afstand bijstaan. Dat vind ik heel moeilijk. Bovendien is iedereen bang om COVID-19 te krijgen. Des te meer, omdat de toch al beperkte Peruaanse gezondheidszorg de grote stroom coronapatiënten niet aankan. Bij ziekenhuizen worden mensen vaak zelfs aan de poort geweigerd. Heel beangstigend. Ook van mijn gezin eist de crisis zijn tol. Mijn man Herbert kan eens per week boodschappen doen. In de supermarkt, waar het personeel in maanpakken loopt, moet hij zich bij de ingang laten temperaturen. En de scholen blijven sowieso tot maart 2021 dicht. Misschien wel langer als er dan nog geen vaccin is.”
Over de vraag hoe ze de combinatie van chronische stress en lange werkdagen volhoudt, moet ze even nadenken. “Door er niet te veel bij stil te staan”, zegt ze uiteindelijk. “Als ambassade hebben we een essentiële taak te vervullen. We doen gewoon wat we moeten doen. Eerlijk gezegd vind ik het nog het moeilijkst voor mijn kinderen van 10 en 8. Vanaf half maart zitten zij zo goed als opgesloten. Niet met vriendjes kunnen afspreken. Niet buiten kunnen spelen. En dan ook nog een moeder die constant in touw is. Dat is echt heel pittig voor ze. Ze hebben ’s avonds wel eens huilend aan mijn bureau gestaan, omdat ze me zo weinig zagen. Natuurlijk doet dat pijn. Maar tegelijkertijd voel ik een enorme verantwoordelijkheid om landgenoten te helpen.”
Nu de meeste Nederlanders weg zijn uit het gebied, is de ergste (werk)druk gelukkig van de ketel. Toch is Lintvelt nog steeds dagelijks bezig met crisismanagement. Zo wist ze in juli veertig mensen van Aruba, Bonaire en Curaçao naar huis te brengen. Verder regelde ze dat de KLM sinds juni weer wekelijks passagiers van en naar Peru vliegt. Een luchtbrug waar ook tal van andere landen dankbaar gebruik van maakten en maken. Veel gestrande buitenlanders, waaronder Indonesiers, Thai, Indiërs, Japanners, Turken en Egyptenaren, konden zo alsnog naar huis. 

Wereldverbeteraar
Op haar kinderkamer in de wijk Wijert-Zuid had Lintvelt nooit kunnen dromen dat ze nog eens in Zuid-Amerika zou belanden. Haar jeugd in een hecht Gronings gezin — haar vader doceerde Franse letterkunde aan de RUG, haar moeder werkte als secretaresse in de zorg — was onbezorgd. Haar jongere broer en zij gingen naar de Bredero School aan het Ina Boudierplantsoen, dat zo ongeveer aan hun achtertuin grensde. Na school speelden ze met de kinderen uit de buurt trefbal en rolschaatshockey.
Ondanks haar probleemloze jonge jaren wist Lintvelt al op jonge leeftijd dat ze de wereld beter wilde maken. “Ik heb een aangeboren rechtvaardigheidsgevoel”, zegt ze daarover. “Als jong meisje richtte dat zich vooral op dieren. Op mijn negende organiseerde ik bijvoorbeeld een mini fancy fair om geld in te zamelen voor Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds. Als puber ging ik me meer met mensenrechten bezighouden en schreef ik namens Amnesty brieven over onterecht veroordeelden. Intussen droomde ik van een baan bij de Verenigde Naties.”
Een bepalende gebeurtenis in haar leven was een bezoek aan Roemenië in 1986, waar Nicolae Ceaușescu op dat moment al bijna twintig jaar de scepter zwaaide. “Mijn vader wilde er bevriende collega’s opzoeken”, herinnert ze zich. “Dus trokken we als gezin met de caravan naar Boekarest. Daar werden we overal door de geheime dienst gevolgd. Op straat voelde ik de angst van de Roemenen. Ze waren schichtig, keken naar de grond, durfden niets te zeggen. Die beklemmende sfeer vergeet ik nooit. Voor de supermarkten en benzinestations stonden lange rijen, die wij als buitenlanders mochten negeren. Daar voelde ik me vreselijk opgelaten over. Wat een geluksvogels zijn we in Nederland, dacht ik. Het maakte me heel bewust van de verschillen in de wereld. En dat niet eens zo ver van huis. Ik wilde helpen om daar iets aan te veranderen.”

In beweging
Na haar studies internationaal recht en internationale betrekkingen in Leiden solliciteerde ze bij het bekende ‘diplomatenklasje’ van Buitenlandse zaken. In 1999 vertrok ze op haar 28ste naar Iran voor haar eerste plaatsing in het buitenland, op de ambassade in Teheran. Een bijzondere werkplek, zeker als vrouw.
“Door de vrijwillige Islamitische politie werd ik er regelmatig op aangesproken dat ik mijn hoofddoek te ver naar achter droeg. Mijn auto is ook een keer bekrast. En nadat Nederland zich kritisch had uitgelaten over een politiek proces tegen Joodse gevangenen, kregen we op de ambassade te maken met bommeldingen. Dat soort ervaringen hebben me er overigens nooit van weerhouden om mijn werk te doen. Zolang je niet bang was uitgevallen en je je gezonde verstand gebruikte, ging dat prima.”
Ze haast zich te benadrukken dat die agressiviteit van een fanatieke minderheid in het land kwam. “De meeste Iraniërs zijn ongelofelijk aardig en gastvrij. En ook dapper, en veerkrachtig. Ik heb daar zoveel sterke vrouwen ontmoet.  Steeds weer weten zij de grenzen een klein beetje te verleggen. Ondanks alle angst en argwaan waar ze dagelijks mee te maken krijgen. Ik heb veel bewondering hoe zij zich staande houden.”
Terug in Nederland ontmoette ze in een Haags café haar latere man Herbert, eveneens een Groninger. Ze trouwden op 9 januari 2010, de koudste dag van het jaar. Twee maanden later vertrokken ze naar haar nieuwe post in Jakarta. Herbert zei er zijn baan bij de gemeente Rotterdam voor op. “De kans op avontuur woog voor hem zwaarder dan zijn carrière.”
Tussen haar uitzendingen door hield Lintvelt zich op het Haagse ministerie jarenlang bezig met het niet bepaald gemakkelijke migratiedossier. En met opvang van vluchtelingen in de regio. In die functie bezocht ze ook tal van vluchtelingenkampen over de hele wereld. “Ik ga graag naar plekken die in beweging zijn”, zegt ze er met Groningse nuchterheid over.
Met haar benoeming als ambassadeur draagt ze op haar 48ste voor het eerst eindverantwoordelijkheid voor een buitenlandse post. “Ik wil in mijn ambtstermijn focussen op klimaat en duurzaamheid. Maar door alle crises zijn die thema’s tot nu toe een beetje blijven liggen.”

Samen
Na een welverdiende vakantie vliegt Lintvelt, samen met haar man en kinderen, op 9 september weer naar Lima. Heeft ze niet getwijfeld of ze wel moest teruggaan naar een land waar het aantal COVID-besmettingen nog steeds hard stijgt en de gezondheidszorg aanzienlijk minder goed is dan hier?
“Voor mezelf geen seconde”, besluit ze resoluut. “De mensen daar rekenen op me. Maar ik heb wel aan mijn kinderen gevraagd of ze niet liever met hun vader in Nederland wilden blijven. Onze tijd hier heeft de beperkingen in Peru alleen maar uitvergroot, ook voor hen. Toen onze dochter onlangs zag dat Nederlandse kinderen weer naar school gingen, vroeg ze bedroefd waarom zij dat niet mag. Toch hebben we in goed overleg besloten met z’n allen terug te gaan. We kunnen gewoon niet zo lang zonder elkaar.”
Ze hoopt dat het gezin komend jaar de gelegenheid krijgt wat meer te bekijken van de regio waar ze nu diplomatiek verantwoordelijk voor is. Want door corona zijn ze Lima nog nauwelijks uit geweest. “De meeste toeristen hebben meer van Peru gezien dan ik.”
Maar eerst nog een paar dagen heel bewust genieten van de vrijheid in Nederland. Lekker op de fiets, met haar haren in de wind en zonder mondkapje. Wie weet hoe lang ze moet wachten voordat dat weer kan. 

Gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant, zaterdag 5 september 2020. Foto: Duncan Wijting