Wereldreiziger en vredestichter Peter Mollema

De in het Groningse Bedum getogen Peter Mollema (1961) is sinds 2014 de Nederlandse Vertegenwoordiger in de Palestijnse Gebieden. De carrière van deze diplomaat leest als een spannend jongensboek. “Ik heb best wat historische gebeurtenissen van nabij meegemaakt.”

Peter Mollema komt — zoals je van een diplomaat mag verwachten — keurig op tijd binnen bij De Koffieleut aan de Grotestraat in Bedum. Rechtstreeks uit Leiden, waar hij en zijn vrouw een pied-à-terre hebben. “Eigenlijk zouden we gisteravond al naar Groningen rijden”, zegt hij. “Maar ons vliegtuig vanuit Tel Aviv had vertraging. Daardoor zijn onze koffers na een overstap in Frankfurt achtergebleven.” Hij checkt zijn telefoon; nog steeds geen bericht over de vermiste bagage. Hij haalt zijn schouders op. “Ach, ik heb wel heftiger dingen meegemaakt.”
Dat kun je rustig een understatement noemen. De carrière van rasdiplomaat Mollema leest als een spannend jongensboek. In 1990 werkte hij in Zuid-Afrika toen Nelson Mandela werd vrijgelaten. Op 11 september 2001 zat hij in het Nederlandse team bij de Veiligheidsraad in New York, op het moment dat een paar straten verderop twee vliegentuigen het World Trade Center binnenvlogen. Tijdens zijn post in Indonesië kwamen in 2004 bij een bomaanslag voor de Australische ambassade negen mensen om, en vielen er 182 gewonden. In 2008 bracht hij als civiele vertegenwoordiger bij Taskforce Uruzgan zeven maanden door in Afghanistan. En dan hebben we het nog niet eens over het feit dat hij sinds 2014 de Nederlandse Vertegenwoordiger — ambassadeur van een niet officieel erkend land — is in één van de onrustigste delen van de wereld, de Palestijnse Gebieden. Hij somt het lijstje zelf met enige verwondering op. “Ik had het natuurlijk nooit zo kunnen plannen, maar terugkijkend heb ik best wat historische gebeurtenissen van nabij meegemaakt.”
App
Mollema bestelt een cappuccino met een extra shot espresso en een stuk huisgemaakte appeltaart. Hij is altijd blij om terug te zijn in het dorp waar tot zijn 25ste woonde. “Ik ben op de prachtigste plekken van de wereld geweest”, zegt hij. “Maar als ik de weidse leegtes van Groningen zie opdoemen, ben ik thuis. Hoe fantastisch ik het reizen ook vind, mijn wortels liggen hier.” Dat hij pas op zijn 8ste — vanuit Amsterdam via Dordrecht — in Bedum terechtkwam, doet daar volgens hem niets aan af. “Aan die periode daarvoor heb ik helemaal geen herinneringen. Bovendien zijn mijn ouders echte Groningers. Ik voel me dat ook.”
Het contrast tussen het gemoedelijke Bedum en zijn huidige woon- en werkplaats kan haast niet groter zijn. Iedere ochtend brengt een chauffeur hem van zijn huis in Oost-Jeruzalem naar zijn kantoor in Ramallah, op de Westelijke Jordaanoever. Een ritje van zo’n 25 kilometer. Onderweg passeren ze verschillende Israëlische checkpoints. “Meestal kunnen we daar gewoon doorrijden. Af en toe moeten we uitstappen, omdat Israëlische soldaten onze identiteit willen checken. Soms zijn er ook demonstraties van Palestijnen. Dan kan de sfeer heel dreigend zijn.” Hij pakt zijn telefoon erbij. “We hebben een speciale app waarop ik eventuele problemen in de buurt real time kan zien. Zo weten we welke plekken we moeten vermijden.” Echt bang is hij naar eigen zeggen in de ruim drie jaar dat hij deze post nu bekleedt nooit geweest. “Het is niet zoals in Afghanistan, waar je ieder moment op een bermbom kunt rijden. Maar ik ben wel altijd op mijn hoede, vooral ook voor mijn vrouw en medewerkers.”
De ondertekening van de Oslo Akkoorden in 1993, waarbij de Palestijnen officieel zelfbestuur kregen, was voor Nederland aanleiding om een Diplomatieke Vertegenwoordiging in Palestijns Gebied te vestigen. Het doel: de beoogde tweestatenoplossing helpen voorbereiden. Dat gebeurt vooral op een praktische manier, met Nederlandse kennis en kunde, en ontwikkelingshulp. Mollema geeft een voorbeeld. “We hebben er mede voor gezorgd dat er drie nieuwe scanners voor vrachtverkeer bij de grens met Gaza en de Westelijke Jordaanoever zijn geplaatst. Daardoor kunnen goederen sneller van de ene naar de andere kant. Dat is goed voor de bevolking, en voor de economie. Alles wat eraan bijdraagt dat Israëliërs en Palestijnen met elkaar in gesprek blijven en samenwerken, is winst.”
Dominee
Intussen zijn de klokken van de Walfriduskerk een paar meter verderop begonnen te luiden. “Kerken genoeg hier”, lacht Mollema, die zelf uit een Protestant nest komt. “In de jaren ’70 was Bedum het toonbeeld van verzuiling; alles gebeurde in eigen kring. Best benauwend. Ik was gek op voetballen en wilde graag bij VVBedum. Maar die club was onkerkelijk, en speelde bovendien op zondag. Het was dus onbespreekbaar dat ik lid zou worden. In plaats daarvan belandde ik, net als alle andere nette Protestante jongens, bij de korfbalvereniging. Vreselijk vond ik dat.”
Mollema woonde met zijn ouders en zijn jongere zus en broer een stukje verderop, in de Ludgerstraat, vlakbij het Boterdiep. “Daar ben ik meer dan eens in gevallen.” Zijn vader was beveiliger bij het elektriciteitsbedrijf, zijn moeder zat achter de kassa en werkte in de zorg. Lieve mensen met een relatief simpel leven, zo omschrijft hij ze. “Ze hadden graag doorgeleerd, vooral mijn moeder. Vandaar dat ze ons altijd hebben gestimuleerd om onze eigen weg te gaan.”
Na de lagere School met de Bijbel had het voor Mollema voor hand gelegen om naar de lokale mavo te gaan, ‘want dat deed iedereen’. Maar hij kon en wilde meer. De keus viel op het Wessel Gansfort College in Groningen, in de volksmond ‘Het Wessel’. Het betekende iedere dag twintig kilometer fietsen, door weer en wind. “In Groningen kwam ik met een heel ander soort mensen in contact; vrijer, zelfbewuster. Vanaf dat moment wist ik: Bedum is te klein voor mij.”
Het liefst hadden zijn ouders dat hij dominee was geworden, maar het was iedereen al snel duidelijk dat dat er niet in zat. Officier leek zijn vader een goede tweede keus, dus schreef Mollema zich in voor de Koninklijke Militaire Academie in Breda, waar hij prompt werd aangenomen. “De schrik sloeg me om het hart, want een strak keurslijf is eigenlijk niets voor mij. Tot mijn vaders verdriet heb ik me dus teruggetrokken.” In plaats daarvan koos hij, op advies van zijn geschiedenisleraar, meneer Van Hees, voor een studie geschiedenis in Groningen. Het zou de eerste stap zijn op weg naar een diplomatieke carrière.
Provinciaaltje
Toen Mollema in 1986 afstudeerde, was er grote werkloosheid onder historici. Zijn vrouw Marja, die hij drie jaar eerder bij de basketbalvereniging in Bedum had ontmoet, duwde hem een vacaturekrant in zijn handen. “Niet te kieskeurig zijn”, zei ze erbij. Zo kwam het dat hij —enigszins toevallig — solliciteerde op een plek in het beroemde ‘diplomatenklasje’ van Buitenlandse Zaken. “Gelukkig is het allang niet meer zo, maar toentertijd bestond de diplomatie voornamelijk uit Leidenaren en Amsterdammers met een aardappel in hun keel. Het was een bewust beleid om meer provinciaaltjes aan te nemen. Ik weet nog steeds niet of ik de plek heb gekregen omdat ik geschikt was, of omdat ik uit Groningen kwam. Vermoedelijk allebei. Hoe het ook zij, inmiddels werk ik al meer dan dertig jaar bij BuZa, dus kennelijk doe ik iets goed.”
Tijdens zijn opleiding hing het er overigens om of hij zou blijven; als buitenstaander had Mollema veel moeite om zijn draai te vinden. “Mijn klasgenoten kwamen uit zo’n andere wereld, dat voelde heel ongemakkelijk. Daar stond tegenover dat ik het werk inhoudelijk mateloos interessant vond. Bovendien ben ik van nature competitief. ‘Wat jij kan, kan ik ook’, dacht ik, als ik naar mijn klasgenoten keek. En dus ging ik door.”
Zijn eerste functie was bij Bureau Indonesië van het ministerie. Samen met een gynaecoloog en een socioloog stuurde zijn baas hem naar Atjeh om een ontwikkelingsproject over het gebruik van voorbehoedsmiddelen op te zetten. “In Indonesië ontdekte ik dat diplomaten niet alleen praten en borrelen, maar ook echt dingen doen, en een praktisch verschil kunnen maken. Vanaf dat moment heb ik nooit meer teruggekeken.”
Verbindelaar
Eenmaal aan het werk bleek de diplomatie hem als een maatwerkjas te passen. “Ik ben een probleemoplosser, een vredestichter. Dat stamt uit mijn jeugd. Mijn zusje was als kind langdurig ziek. Daarover praten deed je in die tijd niet, maar het leidde wel regelmatig tot spanningen in het gezin. Als oudste voelde ik me verantwoordelijk om ruzies te beslechten, en de boel bij elkaar te houden. Eigenlijk doe ik dat nog steeds. Ik ben in hart en nieren een verbindelaar.” Een wat? “Dat is een militaire benaming”, verduidelijkt Mollema. De term blijkt afkomstig uit de mars van de Verbindingstroepen. De tekst daarvan luidt als volgt:
Toen met seinlamp en vlag, de staf de strijd overzag
en de hoornblazer stond klaar
Toen de vonkzender zond en de duif vloog in ’t rond
speelden zij het voor elkaar
Als de lijnwerker sjouwt en het leger op je bouwt
en de radio staat klaar
De vercijferaar pent en de telexist zendt
spelen wij het voor elkaar
Het is uw taak, verbindelaar,
Het is uw taak, verbindelaar,
Die de staven verbindt en de oorlog dus wint
en het vaderland redt uit-’t gevaar
“Natuurlijk heb ik niet de pretentie dat ik het vredesproces in het Midden-Oosten in mijn eentje kan vlot trekken”, haast Mollema zich te zeggen. “Maar ik geloof wel dat ik er mijn steentje aan kan bijdragen om de lijnen open te houden.”
Andere eigenschappen die hem in dit werk goed van pas komen, zijn zijn inlevingsvermogen en rechtvaardigheidsgevoel. “Ik weet nog dat ik als kind eens een stunt met mijn fiets uithaalde. Dat ging faliekant mis, en ik belandde met mijn neus op het fietsenrek. Nog voor ik thuis was, had iemand uit de straat al mijn moeder gebeld over mijn ongepaste gedrag. Wat was ik daar kwaad over. Ik heb me altijd verzet tegen mensen die op voorhand hun oordeel klaarhebben, zonder te weten hoe het echt zit. Het voelt als mijn missie om daartegen in het geweer te komen.”
Het lijkt een grote stap van de sociale controle in een Gronings dorp naar het politieke conflict in het Midden-Oosten, maar Mollema benadert ze in de basis op dezelfde manier. “Ik ben niet voor de ene of de andere partij, maar voor respect en begrip. Alles draait om oprechte interesse in mensen, en willen luisteren naar beide kanten van het verhaal. Alleen dan ontstaat er ruimte voor oplossingen. Stabiliteit in het Midden-Oosten is in het belang van de mensen daar, maar óók van Nederland. Die zorgt immers voor minder grote vluchtelingenstromen naar Europa, en creëert kansen voor handel. Uiteindelijk wordt iedereen er dus beter van. Daarom moeten we de hoop op vrede nooit opgeven.”
11 september
Gevraagd naar het indrukwekkendste wat hij in al die jaren heeft meegemaakt, hoeft hij niet lang na te denken: dat waren zonder twijfel de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001. “Ik was op dat moment aan het werk op Manhattan, in ons kantoor bij de Veiligheidsraad. Een collega zette de tv aan. Kort daarna zagen we het tweede vliegtuig zich live in het World Trade Center boren. We gingen direct in crisismodus: in kaart brengen waar al onze medewerkers zich bevonden, collega’s in Nederland informeren. Daarna kwamen de praktische vragen. Moeten we evacueren? Kunnen we nog wel naar huis? Eenmaal buiten was het of de wereld tot stilstand was gekomen. Witte as daalde als een deken over de stad neer. De stilte was oorverdovend.”
Voor het eerst in het gesprek valt hij zelf ook even stil. “Ik kan mijn gevoel over die dag moeilijk onder woorden brengen. Het was niet alleen een aanslag op Amerika, maar ook op ons werk, op de redelijkheid en de vrijheid. Die ervaring heeft me wezenlijk veranderd. Vóór 11 september was ik ervan overtuigd dat er met iedereen te praten viel. Na de aanslagen was dat geloof weg. Mijn vertrouwen in de mensheid heeft die dag een heel flinke knauw gekregen.” Jarenlang kon hij het niet opbrengen om naar de rampplek terug te gaan — te emotioneel. Toen hij die uiteindelijk toch een keer bezocht, samen met mijn oudste zoon, bleef hij niet meer dan een paar minuten. “De herinneringen grepen me naar de keel. En dat doen ze nog steeds.”
Zaadje
Het is duidelijk: om dit werk te kunnen doen, moet je stevig in je schoenen staan, en een zekere emotionele hardheid hebben. Diplomatie kan bovendien frustrerend zijn; de vrede in het Midden-Oosten is de afgelopen jaren niks dichterbij gekomen, eerder verder uit zicht geraakt. Toch stapt Mollema nog elke dag met plezier uit bed. “Ik heb een zwerversbestaan met een vast inkomen; voor mij is het de mooiste baan ter wereld. In de loop der jaren heb ik zoveel krachtige en inspirerende mensen ontmoet. Zij zorgen ervoor dat ik de moed erin houd. Dat, en het feit dat we met ons werk daadwerkelijk een verschil maken. Toen ik jaren geleden in Zuid-Afrika werkte, hebben we een lokaal project voor dak- en thuislozen met 5000 gulden gesteund. Inmiddels is dat uitgegroeid tot een gigantische beweging, met miljoenen mensen. Als wij dat zaadje niet hadden helpen planten, was dat misschien nooit gebeurd. Daar ben ik ongelofelijk trots op. Voor zo’n resultaat neem ik de moeilijke momenten graag op de koop toe.”

[Kader]
PASPOORT
Naam: Peter Mollema
Geboren: 26 juli 1961 in Amsterdam
Opleiding: Doctorandus sociaal-economische en moderne geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen (1986). Master of science in management (2015).
Werk: Startte in 1986 zijn diplomatieke carrière na afronding van ‘het klasje’ van Buitenlandse Zaken. Vervulde tussen 1987 en 2006 verschillende diplomatieke functies in Indonesië, de Verenigde Staten, Pakistan en Zuid-Afrika. Was van 2006 tot 2008 plaatsvervangend directeur Communicatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Werd in 2008 als civiele vertegenwoordiger bij de Task Force Uruzgan uitgezonden naar Afghanistan. Was vervolgens plaatsvervangend ambassadeur in Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. Sinds eind 2014 is hij Vertegenwoordiger van Nederland in de Palestijnse Gebieden.
Privé: Peter Mollema is getrouwd met Marja (53). Samen hebben ze twee zoons, Ivor (27) en Nils (24).

Gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden, 3 februari 2018.