Protonentherapie bij kanker

Radiotherapie is heel doeltreffend om kankercellen lokaal uit te schakelen. Helaas heeft die een nadeel: de gebruikte straling kan ook omliggend — gezond — weefsel beschadigen. Met (op de lange termijn) soms ernstige bijwerkingen tot gevolg. Een andere vorm van bestralen, protonentherapie, verkleint de kans daarop aanzienlijk. Hoofd radiotherapie van het UMCG Hans Langendijk: “Vraag als patiënt altijd of je voor protonentherapie in aanmerking komt.” 

Muren van drie meter dik. 150 kilometer kabels. 157 heipalen van elk 30 meter lang. En natuurlijk aardbevingsbestendig. Het pand van het UMCG Protonentherapiecentrum is een sterk staaltje bouwkunst. Nog indrukwekkender is echter wat zich binnenin ‘de bunker’ bevindt: het high tech apparaat — een zogenaamde cyclotron — van 220.000 kilo, dat positief geladen deeltjes (protonen) tot wel 600 miljoen kilometer per uur versnelt. Met als doel: kankercellen zo precies mogelijk te vernietigen, zonder daarbij omliggend gezond weefsel te beschadigen. Sinds januari 2018 is deze manier van bestralen in Nederland beschikbaar voor sommige patiënten met borstkanker, longkanker, hoofd-halskanker, lymfeklierkanker, oogmelanomen en bepaalde type hersentumoren. In Groningen opende toen het eerste Nederlandse protonencentrum. Daarna volgenden Maastricht en Delft.

De drie centra kunnen samen jaarlijks 1600 patiënten behandelen. Ze halen dit aantal bij lange na niet. Hoe kan dat?
“Daar zijn verschillende redenen voor. We zitten nog steeds in de opstartfase. Het kost bijvoorbeeld veel tijd om alle benodigde laboranten en klinische fysici op te leiden. Verder worden nog lang niet alle patiënten die voor de behandeling in aanmerking komen naar ons doorverwezen. Omdat dokters niet goed op de hoogte zijn. Of omdat ze er simpelweg niet aan denken. Soms moeten patiënten ook veel verder reizen voor protonentherapie en willen ze dat niet.”

Terwijl er dus veel meer mensen baat bij zouden kunnen hebben?
“Zeker weten. Neem borstkanker. In 2020 worden naar schatting 11.500 borstkankerpatiëntes met  radiotherapie behandeld. Inmiddels weten we dat ongeveer 5 procent van hen voordeel heeft bij protonentherapie. Tussen de 500 en 600 kortom. Toch zien de gezamenlijke centra er nu maar zo’n 80 per jaar. Vandaar dat ik Plus-lezers met klem oproep om hier vooral met zorgverleners over in gesprek te gaan. Heb je zelf of heeft een familielid een van de eerdergenoemde kankervormen en maakt radiotherapie onderdeel uit van de behandeling? Bespreek dan met je arts of protonentherapie zinvol misschien zinvol is. Dat kan, ongeacht het ziekenhuis waar je onder behandeling bent.”

Even terug: wat is precies het verschil tussen protonentherapie en radiotherapie?
“Het zijn allebei vormen van bestraling, maar ze werken op verschillende manieren. Bij ‘gewone’ bestraling met fotonen schiet de straling dwars door het lichaam heen. Het gevolg is dat niet alleen tumorcellen kapotgaan, maar in mindere mate vaak ook gezonde cellen eromheen. Dat wil je natuurlijk zoveel mogelijk voorkomen. Met protonentherapie lukt dat veel beter. Typisch voor protonen is dat ze tot een bepaalde diepte het lichaam kunnen binnendringen en alleen dáár hun energie afgeven. In plaats van dat ze doorschieten, stoppen ze dus op de plek van bestemming. Je hebt er daarom ook een lagere dosis van nodig. Met minder omliggende schade tot gevolg.”

Bestrijden ze de kankercellen dan wel even goed? 
“Ja. Protonen zijn even effectief als fotonen.”

Wat voor bijwerkingen en complicaties kan traditionele radiotherapie veroorzaken?
“Stel: een borst- of longtumor ligt dicht bij het hart. Dan bestaat de kans dat de straling daar ook letsel geeft. Een patiënt loopt dan mogelijk meer kans op bijvoorbeeld een hartaanval. Meestal niet direct na de behandeling, maar wel tien of twintig jaar later. Omdat — gelukkig — steeds meer patiënten kanker overleven, krijgen grotere groepen met dit soort lange termijneffecten te maken. Soms zijn er ook directe bijwerkingen. Bestraling in het hoofd-halsgebied zorgt bijvoorbeeld vaak voor een droge mond en slikproblemen. Dat klinkt misschien onbenullig, maar daardoor kunnen mensen minder goed eten, met alle gevolgen van dien. Patiënten met hersentumoren krijgen na bestraling dikwijls last van geheugen- en concentratieproblemen. Allemaal klachten die een grote invloed kunnen hebben op de kwaliteit van leven.”

Als protonentherapie zoveel preciezer is, waarom krijgen dan niet alle 60.000 kankerpatiënten die jaarlijks worden bestraald deze behandeling?
“Dat is niet nodig. Lang niet iedereen ondervindt ernstige bijwerkingen van radiotherapie. Naar schatting geldt dat voor 10 procent van de patiënten. Het gaat dus om zo’n 6.000 mensen per jaar, die mogelijk baat hebben bij protonentherapie. Maar het nog duurt nog flink wat tijd voor de behandeling voor hen allemaal beschikbaar is. Protonentherapie bestaat weliswaar al meer dan vijftig jaar, maar pas het laatste decennium hebben we technieken tot onze beschikking om de straling heel precies te kunnen sturen. De behandeling staat eigenlijk dus nog in de kinderschoenen. Het is nu zaak zo snel en zo goed mogelijk in kaart te brengen welke patiënten er het meest van kunnen profiteren.”

Hoe doe je dat?
“Als je een nieuwe behandeling wilt introduceren, moet je eerst met wetenschappelijk onderzoek aantonen dat die goed werkt. Daar zijn allemaal strenge regels voor. Bij een nieuwe techniek als protonentherapie is dat lastig. Het resultaat hangt namelijk niet alleen af van de techniek zelf, maar vooral ook van hoe en bij wie je die gebruikt. Vandaar dat ik samen met een groep collega’s een methode heb ontwikkeld om de mogelijke voordelen voor een individuele patiënt in kaart te brengen. Als de kans op bijwerkingen groot is, maken we twee behandelplannen: één met radiotherapie en één met protonentherapie. Vervolgens vergelijken we die met behulp van computermodellen. Blijkt dat protonentherapie daadwerkelijk flink minder risico’s heeft, dan komt een patiënt voor die behandeling in aanmerking. Verschillende landen hebben deze Nederlandse aanpak intussen overgenomen.”

Kun je voor alle kankersoorten zo’n berekening maken?
“Nog niet. Zoals gezegd hebben we op dit moment we protocollen voor borstkanker, longkanker, hoofd-halskanker, lymfeklierkanker, oogmelanomen en sommige hersentumoren. Ik verwacht dat we binnen een jaar of twee ook voor de meeste andere kankersoorten goede rekenmodellen en protocollen hebben. Verder is voor kinderen bestraald moeten worden protonentherapie de standaard. Groeiende cellen zijn namelijk extra kwetsbaar, waardoor deze patiëntjes als volwassenen zijn veel meer kans hebben op blijvende complicaties.
Overigens moet het Zorginstituut elke nieuw protocol apart toetsen. Dat kost tijd. Pas als zij het hebben goedgekeurd, vergoeden zorgverzekeraars protonentherapie voor die bepaalde kankersoort uit de basisverzekering.”

Over geld gesproken: is de behandeling niet heel duur? 
“Ongeveer twee keer zo duur als traditionele bestraling. Dat heeft vooral te maken met de prijzige apparatuur. De bouw van het protonentherapiecentrum in Groningen kostte bijvoorbeeld 65 miljoen euro. Als we meer ervaring krijgen, kunnen we vermoedelijk wel efficiënter gaan werken, waardoor de kosten per patiënt omlaag gaan. Verder is het belangrijk je te realiseren dat de behandeling veel winst oplevert die je niet direct in de cijfers terugziet. Minder weefselschade betekent minder complicaties, minder vervolgbehandelingen en minder ziekenhuisopnamen. Je voorkomt dus een hoop ellende. Maar de maatschappelijke winst daarvan is lastig in een getal uit te drukken.”

Op dit moment zijn er drie protonencentra in Nederland: in Groningen, Maastricht en Delft. Dat betekent dat sommige patiënten zoals u zei ver moeten reizen voor een behandeling. 
“Dat is helaas waar. Maar de praktijk leert dat de meeste van hen dat er toch graag voor overhebben. Overigens proberen we het patiënten het zo makkelijk mogelijk te maken. Zo hebben we bij ons centrum in Groningen een appartementencomplex gebouwd, waar ze zo nodig tijdens de bestralingsperiode kunnen verblijven. Zorgverzekeraars vergoeden de kosten hiervan.”

CV
Radiotherapeut-oncoloog prof. dr. Hans Langendijk is hoogleraar en hoofd radiotherapie in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Langendijk, expert op het gebied van protonentherapie, stond aan de wieg van het UMCG Protonentherapiecentrum, het eerste van zijn soort in Nederland. Internationaal is hij vooral bekend geworden met de door hem ontwikkeldeDutch model: een methode waarmee artsen kunnen inschatten welke patiënten baat hebben bij protonentherapie. Voor zijn bijzondere verdiensten voor de samenleving kreeg hij in 2019 een koninklijke onderscheiding. Hij werd toen benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Gepubliceerd in Plus Magazine, augustus 2020. Foto: Linelle Deunk.