Als je geopereerd moet worden, wil je je als patiënt het liefst zo kort mogelijk van tevoren in het ziekenhuis melden. Gelukkig hoeft tegenwoordig niemand nog onnodig lang te wachten. Dankzij de Nuchtere Opname Afdeling (NOA).
Dertig jaar geleden ging het heel anders. Dat dacht Erik de Vries (72) toen hij zich op een grijze donderdagochtend in april meldde op de Nuchtere Opname Afdeling (NOA) van het MCL. Hij kwam er voor de behandeling van een ‘oude mannenprobleem’, zoals hij het zelf noemt: een (goedaardige) vergroting van zijn prostaat, waardoor hij moeilijker kon plassen. “Ik had ervoor gekozen om de ingreep onder volledige narcose te ondergaan”, vertelt hij vanuit zijn huis in het Friese Noordwolde. “Ik moest een nachtje worden opgenomen. Omdat ik na de operatie verhoging kreeg, werden dat er uiteindelijk twee.”
Om kwart over elf werd meneer de Vries op de NOA ontvangen. Daar kreeg hij te horen dat hij anderhalf uur later al naar de operatiekamer zou worden gebracht. Veel sneller dan hij had gedacht. “Blij toe”, zegt hij, “want ik had ’s ochtends natuurlijk niets gegeten. De verpleegkundige nam uitgebreid de tijd voor me. Ze legde precies uit wat me allemaal te wachten stond. Heel prettig dat ze zoveel aandacht voor me had. Het versterkte mijn gevoel van rust en vertrouwen.”
De laatste ziekenhuisopname van meneer de Vries was decennia geleden. Toen werd hij (in een ander ziekenhuis) op een verpleegafdeling opgenomen om aan een hernia te worden geopereerd. “De verpleegkundigen hadden natuurlijk wel meer te doen dan alleen mij te begeleiden. Het hele proces was daardoor een stuk hectischer. Een totaal andere ervaring dan nu.”
Geruststellend
Tot niet zo lang geleden ging het in het MCL óók zo. Patiënten meldden zich voor een ingreep op de betreffende verpleegafdeling. Door de drukte daar moesten ze soms uren wachten voor ze daadwerkelijk werden geopereerd. Of ze werden zelfs de avond ervoor al in het ziekenhuis opgenomen. Niet prettig als je toch al nerveus bent.
Dat moet anders en beter kunnen, dacht Annie Faber. Zij werkt al meer dan 33 jaar in het MCL, sinds 2012 als unithoofd van het Daghospitaal. Geïnspireerd door de aanpak in andere ziekenhuizen bedacht ze samen met collega’s en afdelingshoofd opname Bert Jeeninga een plan voor een toegewijde afdeling, waar verpleegkundigen zich uitsluitend bezighouden met het opnemen van patiënten. Dat werd dus de NOA, met vier bedden.
“In april 2019 zijn we gestart”, aldus Annie. “Inmiddels komen bijna alle operatiepatiënten via de NOA binnen. Dagelijks zien we tussen de tien en twintig patiënten. Vrijwilligers halen ze op in de centrale hal en brengen ze naar ons toe. Vervolgens kunnen we in alle rust de intake doen en ze voorbereiden. We merken dat patiënten dat heel fijn vinden. Ze zitten vaak vol vragen. Soms zijn ze ook onzeker of angstig. Dan is het heel geruststellend als een verpleegkundige er helemaal voor je is.”
Als unithoofd is Annie verantwoordelijk voor de organisatie en de logistiek van de afdeling. Die laatste is nog het meest ingewikkeld. Het blijkt namelijk een hele puzzel om op het juiste moment de juiste bedden van de juiste afdelingen te krijgen. “Maar uiteindelijk komt het altijd goed.”
Zo ontspannen mogelijk
De verpleegkundigen van de NOA werken het merendeel van de tijd in het Daghospitaal van het MCL. (Daar worden ingegrepen gedaan bij patiënten die dezelfde dag weer naar huis kunnen.) Gemiddeld eens in de twee of drie weken draaien de verpleegkundigen twee NOA-diensten.
Een van hen is Naomi Verheul, die sinds 2014 in het MCL werkt, waarvan de laatste vier jaar bij het Daghospitaal. Ze vindt het werk op de NOA een waardevolle aanvulling. “Er zijn hier maximaal acht patiënten tegelijk”, vertelt ze tijdens haar NOA-dienst. “En we hebben er maar één taak: mensen zo goed mogelijk op hun operatie voorbereiden. Daardoor kunnen we meer tijd voor ze nemen. Dat maakt het contact vaak intenser. Bovendien komen hier patiënten met allerlei soorten aandoeningen. Zo is geen dag hetzelfde.”
Bij een opname checkt ze onder andere de gegevens van de patiënt, helpt ze hem of haar omkleden, dient ze zo nodig medicatie toe en zet zijn of haar persoonlijke spullen klaar voor vervoer. (Vrijwilligers brengen die naar de afdeling waar patiënten uiteindelijk komen te liggen.)
Maar minstens zo belangrijk zijn de gesprekken die Naomi voert. “Bijna iedereen is gespannen voor een operatie. Het geeft veel voldoening als je die zorgen — grotendeels — kunt wegnemen, Veel mensen zijn bijvoorbeeld bang om niet meer wakker te worden uit een narcose. Als we goed uitleggen hoe die precies in zijn werk gaat, vermindert dat de angst. Patiënten die erg tegen prikken opzien, kunnen we verdovende zalf geven. Op die manier proberen we de ervaring voor iedereen zo ontspannen mogelijk te maken.”
Win-win
Met de komst van de NOA is het opnameproces al met al een stuk patiëntvriendelijker geworden. “Dat is natuurlijk waar we het uiteindelijk voor doen”, besluit Annie. “Tegelijkertijd hebben verpleegkundigen op de verpleegafdelingen meer tijd om zich op andere taken te richten. Het is dus win-win.”
Ze had gedacht dat patiënten het vervelend zouden vinden dat ze de verpleegkundige die hen opneemt na de operatie niet meer terugzien. Maar dat blijkt reuze mee te vallen. “Het feit dat ze bij ons in alle kalmte worden voorbereid, weegt veel zwaarder.”
Dat beaamt Erik de Vries, die met een goed gevoel op zijn ziekenhuiservaring terugkijkt. “Ik vind de NOA echt een aanwinst. Wat mij betreft had de opname niet beter kunnen verlopen.”
[Kader]
Waarom nuchter?
Voor veel operaties moet je als patiënt nuchter zijn. Dat wil zeggen dat je een bepaalde tijd voor de ingreep niet mag eten en drinken, zodat er bij de anesthesie niets meer in je maag zit. Dit is belangrijk, omdat allerlei normale lichaamsreflexen door de verdoving niet meer of minder goed werken. Je hoestreflex bijvoorbeeld. Zou je toch iets in je maag hebben, dan kan dat tijdens de operatie omhoogkomen en in je luchtweg belanden. Overigens moet je bij elke vorm van anesthesie nuchter blijven. Dus óók bij een ruggenprik.
Gepubliceerd in MCL Magazine 01/2021. Foto: Menno de Boer.