Ineens zelf patiënt

Petra Westra (45) adviseert mensen die hun haar verliezen over de aanschaf van een haarwerk. Toen ze 4,5 jaar geleden de diagnose borstkanker kreeg en aan de chemo moest, werd ze zelf kaal. “Ineens zat ik als klant in de stoel.” 

  • Naam: Petra Westra
  • Geboren: 5 januari 1973 in Marknesse
  • Woonplaats: Heerenveen
  • Opleiding: kappersschool
  • Werk: eigenaar van Petra’s Kapsalon en salon Haarwerk Plus in Heerenveen 
  • Privé: getrouwd met Ronald (56); dochter Thjalda (19) en zoon Tristan (16)

“Ik zat in het zwembad op de tribune te kijken naar een waterpolowedstrijd van mijn kinderen. Gedachteloos haalde ik mijn hand door mijn nekhaar. Ineens had ik een hele pluk in mijn hand. Toen moest ik wel even slikken; het was nog geen week na mijn eerste chemo. Ik ga niet wachten tot ik allemaal kale plekken heb, dacht ik. Een paar dagen later is mijn haar afgeschoren. Gewoon thuis, in het bijzijn van mijn gezin. Eenmaal kaal voelde ik me vooral opgelucht. ‘Je lijkt Sinead O’Connor wel’, zei mijn man Ronald. Eerlijk gezegd viel het mij ook niet tegen. Ik heb best een mooi kaal hoofd.”

Kappersschool
“Het was niet zo dat ik als kind droomde van een baan als kapster. Sterker nog, geen haar op mijn hoofd die daaraan dacht. Als jongste van drie dochters was ik het stoere jongensmeisje. Vergat iemand in de familie de huissleutel, dan klom ik op het dak om via het raam in te breken. Ik had een broertje dood aan school. Buiten was alles mooier. Als ik nu kind was geweest, had ik waarschijnlijk de diagnose ADHD gekregen. Maar toen had niemand het daarover. Ik was gewoon ‘levendig’.
Het liefst was ik bij de marine gegaan — ik heb altijd een fascinatie voor water en de zee gehad. Maar dat zagen mijn ouders niet zitten. Om me op andere gedachten te brengen, nam mijn moeder me mee naar de open dagen van verschillende scholen. Tot mijn eigen verbazing, sprak de kappersopleiding me direct aan. Mensen denken dat je daar alleen leert knippen en kleuren. Maar we kregen er bijvoorbeeld ook les over de geschiedenis van haarverzorging door de eeuwen heen, en over hoe je mallen voor haarwerken — zo heet een pruik officieel — moet creëren. Hartstikke interessant.
Om een lang verhaal kort te maken: ik doorliep de kappersschool en startte niet lang daarna mijn eigen ambulante kapperszaak. Al snel had ik verschillende meiden op de weg. Intussen was ik getrouwd met Siep en had ik een dochter gekregen, Thjalda. Die nam ik zo nodig mee. Dan gaf een klant haar de fles terwijl ik knipte. Ik had een topleven, vond ik. En toen sloeg op mijn 26ste het noodlot toe.”

Zelfbeeld
“Tijdens een vakantie in Bulgarije kreeg mijn eerste man een hersenbloeding. Hij kon nog net naar Nederland worden vervoerd, voor hij in het ziekenhuis in Heerenveen overleed. Ineens was ik weduwe, met een nieuw, zelfgebouwd huis in Tjalleberd en een kind van elf maanden. Behalve mijn familie heeft mijn dochter me door die periode gesleept. Voor haar moest ik wel door.
Het moeilijkste vond ik dat de aandacht van de omgeving vooral naar Thjalda uitging. Mensen vonden het zo zielig dat zij geen vader meer had. Maar hoe het met mij ging, vroegen ze niet. ‘Jij bent nog jong, je vindt wel een ander’, hoorde ik dan. Dan begrijp je dus niets van liefde. Of van verdriet.
De jaren erna bouwde ik mijn leven voor de tweede keer op. Ik opende een kapperszaak in Heerenveen, hertrouwde en kreeg een zoon. Het liep allemaal op rolletjes, maar toch miste ik iets. Ik werkte al meer dan tien jaar als kapper en was toe aan iets nieuws. Dus toen een klant met een haarwerk me vroeg of ik een nieuw exemplaar voor haar wilde maken, greep ik mijn kans.
Na een gespecialiseerde opleiding tot haarwerker wist ik: naast de kapsalon ligt hier mijn toekomst. Het is altijd fantastisch om een klant blij te maken. Maar als dat lukt bij iemand die een haarwerk nodig heeft, is die voldoening extra groot. Meestal is de aanleiding daarvoor immers verdrietig; zo’n beetje de helft van mijn klanten heeft kanker en een derde alopecia, een ziekte waarbij je deels of helemaal kaal wordt. Haar is zo bepalend voor je zelfbeeld. En voor het beeld dat anderen van je hebben. Je zelfvertrouwen krijgt dan ook een flinke knauw als je je dat verliest. Geen groter compliment dan dat klanten hun oude zelf terugzien als ze een haarwerk op krijgen. Dan is mijn dag geslaagd.”

Oneerlijk
“De meeste dertigers zijn — gelukkig — niet zo met kanker bezig. Maar door mijn vele zieke klanten werd ik me zelf ook bewuster van mijn lichaam. Dus toen ik in februari 2013 tijdens het afdrogen een hard strengetje in mijn borst voelde, besloot ik toch maar naar de huisarts te gaan. Die gaf me meteen vier afspraken mee: voor een mammografie, een echo, een punctie en overleg met een chirurg. Op 5 maart, de verjaardag van mijn eerste man, kreeg ik de uitslag. ‘Het is niet goed’, viel de chirurg met de deur in huis. In de spreekkamer was ik vooral verdoofd. ’s Avonds klapte ik alsnog in elkaar. Wat heb ik toen gehuild. Het voelde zó oneerlijk. Alsof mijn rugzak nog niet vol genoeg drama en ellende zat. Wat had ik verkeerd gedaan om dit te verdienen? Ik wist me geen raad met de overweldigende machteloosheid. Bij Siep was ik toeschouwer, kon ik tenminste in actie komen en van alles regelen. Nu was ik zelf het lijdend voorwerp en was ik de controle helemaal kwijt.
Kanker is voor iedereen vreselijk. Maar het is extra wreed als je je daarnaast óók nog zorgen moet maken over je inkomen. Ik had geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Ik dacht oprecht niet dat ik die zo jong nodig zou hebben. Gelukkig konden mijn zeven medewerksters de zaak draaiende houden. Daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor, want mijn bedrijf was mijn houvast. Ik weet niet wat er was gebeurd als ik dat ook nog had verloren.”

Lang en bruin
“Ik werd borstsparend geopereerd en 25 keer bestraald. Daarna moest ik dus aan de chemo. Zes keer, eens in de drie weken. Als kapper en haarwerker met een mutsje — laat staan kaal — door het leven gaan, zag ik niet zitten. Dus zocht ik nog voor de eerste kuur zelf een haarwerk uit. Zat ik ineens als klant in de stoel in plaats van als adviseur. Heel onwerkelijk. Maar praktisch als ik ben, zag ik er ook de voordelen van in. Ik wist tenslotte precies waar ik op moest letten.
Het haarwerk dat het meest op mijn eigen kapsel leek — kort, blond, pittig — vond ik eigenlijk niets. Ik voelde me een soort slechte kopie van mezelf. Tegen beter in heb ik hem toch aangeschaft. Een paar weken later kreeg ik een haarwerk voor een klant binnen. Bruin, op schouderlengte. Stiekem zette ik hem op. ‘Prachtig!’, reageerde mijn man. Negen maanden lang heb ik hem dagelijks gedragen. Mijn ‘eigen’ kapsel bleef ongebruikt in de kast.
De grootste uitdaging ondervond ik bij waterpolo. Me met een kaal hoofd in de kleedkamer van het zwembad vertonen durfde ik niet, mede omdat ik mijn teamgenoten niet in verlegenheid wilde brengen. Ik douchte dus als enige met een cap op en verruilde die later, als ik even alleen was, snel voor mijn haarwerk. Een vriendin en teamlid zag ik hoe daarmee worstelde. ‘Wie stemt er vóór dat Petra haar cap gewoon afdoet?’, vroeg ze aan de groep. Iedereen dus. Het voelde als een overwinning om mijn kale hoofd voor het eerst aan hen te laten zien. Niemand keek raar op. Daarmee was het klaar.” 

Relativeren
“De eerste chemo vond ik vreselijk. Toen ik hoorde dat de rode vloeistof zo snel mogelijk moest inlopen omdat die anders mijn aderen te erg zou beschadigden, wilde ik het liefst hard wegrennen. Toch is het me uiteindelijk best meegevallen. Ja, ik voelde me na elke kuur een paar dagen raar en lamlendig, maar dat trok ook redelijk snel weer bij. Om het risico dat de kanker terugkomt te verkleinen, krijg ik nog altijd anti-hormonale therapie. Als gevolg daarvan ben ik vergeetachtiger en vind ik het lastiger om me te concentreren. Maar dat kan natuurlijk ook met de leeftijd te maken hebben.
De boosheid — ‘waarom ik’ — is langzaam weggeëbd. Ik heb gewoon ontzettende pech gehad. Als je je daartegen verzet, heb je er vooral jezelf mee. Wel heb ik een tijdje met een maatschappelijk werker gepraat. Het idee dat Thjalda misschien beide ouders kwijt zou raken, kon me zo aanvliegen. Dat met een buitenstaander delen hielp; ik kan mijn angsten nu beter relativeren. Als ik dertig jaar eerder was geboren, was er misschien niet eens een behandeling voor me geweest.”

Dankbaar
“Tijdens alle behandelingen had ik geen puf om in de kapsalon te blijven werken. Maar het haarwerkadvies ben ik wel blijven doen. Voor mijn klanten én voor mezelf. Als je kanker hebt, word je geleefd. Je stapt in een achtbaan, zonder te weten waar of wanneer de volgende bocht komt. Dan is het zo belangrijk om iets van jezelf te hebben. Iets waar je wél controle over kunt houden. Voor mij was dat mijn werk. Bovendien kon — en kan — ik mijn ervaringen daarin tenminste nuttig gebruiken. Ik weet immers als geen ander hoe mijn klanten zich voelden. Mijn eigen ziekte heeft me beter in mijn werk gemaakt. Ik ben begripvoller, neem nog meer de tijd voor mensen en hun verhalen.
Natuurlijk is het soms confronterend, bijvoorbeeld als ik een klant met kanker heb die weet dat ze niet meer beter wordt. Maar dat heeft me er nooit van te houden om mensen te willen helpen. De voldoening weegt zwaarder dan de angst. Bovendien: als ik dit werk niet had gedaan, was ik me niet zo bewust geweest van de kankerrisico’s en had ik mijn eigen tumor misschien pas veel later ontdekt. Wat dat betreft ben ik alleen maar dankbaar.”

Toekomst
“Toch ligt de onzekerheid altijd op de loer. Die dook dit voorjaar in alle hevigheid op toen mijn oudere zus óók borstkanker bleek te hebben. We zouden toch niet erfelijk belast zijn, dacht ik. Weer moesten we wachten op een uitslag die niet alleen onze levens, maar ook die van onze kinderen, kon bepalen. Gelukkig bleken we geen drager van de erfelijke afwijking die de kans op borstkanker aanzienlijk vergroot. De opluchting was immens.
Ik denk heus nog wel eens: wat als het terugkomt? Dan stel ik mezelf gerust met de wetenschap dat ik ieder jaar wordt gecontroleerd. Ben ik er in ieder geval vroeg bij. Bang voor bestraling en chemo ben ik niet meer; ik weet nu dat ik die prima kan doorstaan. Het heeft een tijd geduurd, maar inmiddels geloof ik ook weer dat ik oud kan worden. En intussen geniet ik elke dag. Dus kom maar op met die toekomst.” 

[Kader]
Cijfers

  • In 2017 werd er bij 17.559 Nederlanders borstkanker vastgesteld (incl. in situ tumoren), 17.423 vrouwen en 136 mannen
  • Naar verwachting stijgt het aantal diagnoses de komende jaren stijgen tot ruim 20.000 in 2020
  • In Nederland zijn er meer dan 150.000 mensen die borstkanker hebben (gehad)
  • 1 op de 7 vrouwen krijgt borstkanker
  • 20 procent van de borstkankerpatiënten is jonger dan 50 jaar, 30 procent is ouder dan 70
  • Na vijf jaar is 88 procent van de vrouwelijke patiënten nog in leven, na tien jaar 79 procent
  • Jaarlijks overlijden ruim 3.000 mensen aan de gevolgen van borstkanker, oftewel zo’n negen per dag

Bron: Pink Ribbon

[Kader]
Borstkankermaand
Jaarlijks staat oktober in het teken van borstkanker. In deze maand roept onder andere Pink Ribbon Nederlanders op om geld te doneren voor borstkankeronderzoek. Daarnaast zijn er allerlei (inzamelings)activiteiten. Meer informatie: pinkribbon.nl. 

Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant, zaterdag 13 oktober 2018. Portretfoto: Alex de Haan.