Ruim 8 procent van ons restafval bestaat uit luiers en incontinentiepads. De mix van afbreekbare en niet-afbreekbare materialen daarin blijkt knap lastig op grote schaal te recyclen. Bij afvalverwerker Omrin (Fries voor ‘kringloop’) in Heerenveen hebben ze daar nu iets op gevonden: een immense vergruizingstrommel.
Je staat er misschien niet bij stil, maar een aanzienlijk deel van het restafval dat dagelijks in onze grijze containers verdwijnt, bestaat uit incontinentiemateriaal. 8,3 procent, om precies te zijn, becijferde Rijkswaterstaat. Naar schatting de helft daarvan zijn wegwerpluiers voor baby’s, de andere helft incontinentiepads voor volwassenen. In totaal gaat het jaarlijks om zo’n 250 miljoen kilo. De laatste decennia stijgt het aandeel in de totale afvalstroom bovendien, met name als gevolg van de vergrijzing.
Al die luiers en pads zorgen voor een gigantische afvalberg, waarvan een aanzienlijk deel in een verbrandingsinstallatie belandt. Weliswaar zijn er verschillende initiatieven (geweest) om incontinentiemateriaal te recyclen, maar daarvoor moet dat dan meestal apart worden ingezameld. Dat maakt het lastig om het op grote schaal een nieuwe bestemming te geven.
Het was een doorn in het oog van het Friese afvalbedrijf Omrin, landelijk koploper in het circulair verwerken van huishoudelijk afval. “We doen er alles aan om zoveel mogelijk te scheiden en hergebruiken”, aldus Aucke Bergsma, innovatiemanager bij Omrin. “Maar er blijft altijd een deel restafval over dat in de verbrandingsoven belandt. Bij ons is dat door nascheiding en vergisting 27 procent, landelijk zo’n 45 procent. We zagen al jaren dat daar nog behoorlijk wat organisch materiaal tussen zat. Luiers en incontinentiepads, maar bijvoorbeeld ook niet-gescheiden GFT-afval en niet-herbruikbaar papier en karton. Toen zijn we gaan onderzoeken hoe we dat er óók nog uit konden halen.”
32 meter
Succesvolle recycling staat of valt volgens Bergsma door aan de bron te scheiden waar het moet, zoals met GFT-afval, maar na te scheiden waar het kan. “Bij nascheiding van bijvoorbeeld plastics heeft degene die het afval weggooit er geen omkijken meer naar, het werk ligt bij ons. Zo kun je grote volumes ineens recyclen.”
Om die reden besloot Omrin als eerste afvalverwerker in Nederland op zoek te gaan naar een manier om luiers, pads en ander organisch materiaal uit het restafval ook na te scheiden. De oplossing vonden ze in de vorm van een 32 meter lange trommel met een doorsnede van vier meter. Al het afval dat na eerdere scheidingsprocessen overblijft, komt in deze zogenaamde Dano-trommel terecht. Door die langzaam te laten ronddraaien, wordt alleen het organische materiaal — waaronder de pulp uit luiers en pads — fijngemaakt. Vervolgens zeven ze het grove, brandbare residu af. De fijne ‘fractie’ die dan overblijft, is geschikt voor vergisting.
Op Ecopark De Wierde in Heerenveen scheidt Omrin namelijk niet alleen afval, er staat ook een vergistingsinstallatie waarmee biomassa wordt omgezet in biogas. Zo’n 10 procent van het opgewekte gas gebruikt het bedrijf om de eigen vrachtwagens te laten rijden. De rest gaat (na bewerking) het aardgasnetwerk in, circa 9 miljoen m3 per jaar. Met de Dano-trommel hopen ze daar jaarlijks nog eens 4 miljoen m3 aan toe te kunnen voegen. De totale productie is dan genoeg om 9.000 huishoudens van gas te voorzien. Bovendien vermindert de hoeveel afval die uiteindelijk in de verbrandingsoven belandt met de helft. Onderaan de streep scheidt Omrin zo meer dan 80 procent van al het afval.
Schone biomassa
Afgelopen april werd de Dano-trommel (vernoemde naar de Deense ingenieur Dano, die al in 1932 trommels bouwde om grof materiaal te verkleinen) in gebruik genomen. Daar ging een ontwikkelingsproces van jaren aan vooraf. “We wisten dat er in Spanje al een afvalverwerker was die zo’n soort trommel gebruikte”, vertelt Bergsma. “Daar zijn we gaan kijken. Toen bleek dat we voor onze fabriek net een ander soort trommel moesten bouwen.”
Om op kleine schaal te kunnen experimenteren haalden hij en zijn collega’s een oude vuilniswagen uit Duitsland. Daar zaten vroeger immers ook ronddraaiende trommels op die het afval vermaalden, in tegenstelling tot de persauto’s die vandaag de dag door onze straten rijden. De oude trommel bleek de ideale proeftuin.
Talloze testen later konden de ontwikkelaars enthousiast melden dat het bedachte systeem boven verwachting werkte. Toen werd het tijd om op te schalen en de 32 meter lange Dano-trommel te bouwen. Dat gebeurde in samenwerking met Machinefabriek Emmen. Van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) kreeg Omrin er een subsidie van 4,8 miljoen euro voor (op een totale investering van 11 miljoen).
De ingebruikname vond Bergsma ongelofelijk spannend. “In een pilot hadden we het principe aangetoond. Maar hoe het op zo’n grote schaal zou uitpakken, wisten we niet.” Hij maakte dan ook een klein vreugdedansje toen bleek dat uit het immense gevaarte een minstens even goede fractie kwam als uit de proefopstelling. “Er zitten heel weinig ‘stoorstoffen’ in. Oftewel: de biomassa is erg schoon. Dat maakt hem bij uitstek geschikt voor vergisting.”
Cellulose
Op dit moment wordt de trommel nog uitgebreid getest, met als doel de werking te optimaliseren. Maar de resultaten van de eerste maanden smaken volgens Bergsma hoe dan ook naar meer. “We zijn druk met vervolgonderzoek. Bijvoorbeeld naar andere toepassingen van de gewonnen biomassa. Die bestaat voor een groot deel uit cellulose, de chemische stof die voorkomt in planten in hout en veel als bindmiddel wordt gebruikt in de industrie. Mogelijk kunnen we ons restproduct dus ook daaraan gaan leveren. Verder kijken we of we uit de restanten uit de trommel nog meer materialen kunnen scheiden voor recycling. Waaronder de kunststoffen en super absorberende polymeerkorrels uit incontinentiemateriaal. Aan onze capaciteit zal het in ieder geval niet liggen. Voor de Dano-trommel hebben we een nieuwe bedrijfshal gebouwd. Daarin is ruimte voor nog twee van deze trommels. Zo hopen we in de toekomst het aandeel te verbranden afval nog verder naar beneden te kunnen brengen.”
[Kader]
Samenstelling incontinentiemateriaal
Ongeveer tweederde van gebruikt incontinentiemateriaal bestaat uit ‘vloeibaar bioafval’. Oftewel: urine en ontlasting. Verder bevatten luiers en incontinentiepads grotendeels dezelfde materialen, maar wel in verschillende verhoudingen. Zo zit in pads voor volwassenen 2,5 keer zoveel organisch fluff-pulp (katoen-, hout- of hennepvezels) als in luiers (17,9 versus 7,1 procent). Andere materialen zijn onder andere plastics (polypropeen polyetheen en super absorberend polymeer), elastiek, zelfklevend tape en lijm.
Bron: onderzoeksbureau CE Delft.
Gepubliceerd in Trouw, donderdag 2 september 2021.