Voor je weet maar nooit

Even afkloppen. Om een trap heenlopen. Hopen dat als je maar hard genoeg aan iets denkt, het daadwerkelijk gebeurt. Het zijn allemaal vormen van magisch denken. Iets van goedgelovigen of dombo’s? Helemaal niet. Die magische gedachten kunnen je zelfs verder helpen. 

Vlak voor ik een vliegtuig in stap, leg ik mijn hand altijd even op de buitenkant. Dan is de kans dat het neerstort minder groot, denk ik. Ik praat bemoedigend tegen mijn haperende oude printer, in de hoop dat hij het nog wat langer volhoudt. En als ik spannends moet doen, draag ik steevast mijn gelukssokken. Komen dit soort gedachten en gewoontes je bekend voor? Niet verwonderlijk. Bijna iedereen doet namelijk aan dit soort ‘magisch’ denken. Dat wil zeggen dat we geloven dat we met onze ideeën, woorden en daden de werkelijkheid kunnen beïnvloeden. Misschien niet 100 procent, maar toch in ieder geval een klein beetje. Genoeg om er voor de zekerheid gehoor aan te geven. Want je weet immers maar nooit. 

Bijgeloof
Magisch denken is er in allerlei vormen en maten. De bekendste is bijgeloof, dat vaak wordt gekoppeld aan rituelen. Tennisliefhebbers weten dat Rafael Nadal koning is van dit soort gebruiken. Tijdens een wedstrijd zet hij zijn flesjes drinken, een met water en een met energiedrank, op een vaste plek naast zijn stoel, met de labels richting het veld. Voor hij de bal serveert, doet hij zijn haar achter zijn oor, raakt hij zijn neus aan en trekt hij aan zijn short. Zo heeft hij nog veel meer vaste rituelen die hem rust (en voor zijn gevoel vermoedelijk ook geluk) brengen.
Maar niet alleen sporters zijn hier ster in. Hoeveel mensen lopen toch niet liever om een trap in plaats van er onderdoor, om zo ongeluk te vermijden? Of wat te denken van een hotel dat geen kamers heeft met het nummer dertien, omdat dat gasten een onprettig gevoel geeft? Allemaal bijgeloof.
Een ander voorbeeld van magisch denken is spullen een positieve of een negatieve lading toekennen. Als je de ring van je overleden oma draagt, voelt zij misschien wel extra dicht bij je. Verlies je die en krijg je er een exacte kopie voor terug, dan is dat gevoel weg. Andersom werkt het ook. Een erfstuk van een chagrijnige oude oom zal je waarschijnlijk niet snel in je huis zetten, hoe mooi het ook is. En dan is er nog het geloof dat je met gedachten dingen kunt laten gebeuren. Je zat net aan een vriendin te denken, en ineens belt ze je op. Dat kan toch geen toeval zijn? 

Niet magisch, maar echt
Voor jonge kinderen is magisch denken heel vanzelfsprekend. Sterker nog, aan hun gedachten over sinterklaas of kunnen vliegen is voor hen niets magisch; in hun beleving zijn die echt. ‘Dat komt doordat peuters en kleuters al wel oorzakelijke verbanden kunnen leggen, maar nog niet kunnen checken of die ook kloppen’, zegt Frits Boer, emeritus hoogleraar kind- en jeugdpsychiatrie (Universiteit van Amsterdam). ‘De ontwikkeling van het logisch denken loopt namelijk niet gelijk op met het leggen van relaties tussen oorzaak en gevolg. Dus denkt een kind van vijf nog dat een knuffel, net als hij, gaat slapen. Of dat een bloem pijn voelt als hij wordt geplukt.’
Daar komt bij dat een kind van die leeftijd zich het middelpunt van de wereld waant. Dat maakt het extra makkelijk om te geloven dat hijzelf de oorzaak is van dingen die gebeuren. Bijvoorbeeld dat mamma ziek wordt, omdat hij niet naar haar heeft geluisterd.
‘Zo rond een jaar of zeven begint dat te veranderen’, verklaart Boer. ‘Vanaf die leeftijd leren kinderen hun gedachten aan de werkelijkheid te toetsen.’ Toch verdwijnt het magisch denken daarmee niet helemaal. Sterker nog, wij volwassenen doen het aan de lopende band. Hoe kan dat? 

Patronen en verbanden
Magisch denken is alles behalve een teken van domheid of zwakte. Integendeel, het is een bijproduct van allerlei slimme overlevingsmechanismen die zich in de loop van de evolutie hebben ontwikkeld. Neem bijvoorbeeld de menselijke kwaliteit om snel patronen en verbanden te kunnen herkennen. Dat vermogen helpt ons van alles op de automatische piloot te doen, zodat het niet te veel hersenruimte kost. Bovendien is deze vaardigheid cruciaal om te overleven. Zo leer je bijvoorbeeld: van deze paddenstoelen word ik ziek. Of: bij die persoon kan ik beter uit de buurt blijven. ‘Je waarnemingen zijn niet neutraal, zoals een foto of een filmopname’, legt Boer uit. ‘In plaats daarvan is je brein constant druk met het interpreteren van alle signalen die via je zintuigen binnenkomen. Met als doel: er betekenis aan geven en er een begrijpelijk geheel van maken. Daardoor kun je een situatie snel inschatten en er automatisch naar handelen: er komen auto’s aan, dus ik wacht even met oversteken.’
Omdat het voor onze overleving minder erg is om een denkbeeldig verband te zien dan om een belangrijk signaal te missen, staan we overgevoelig afgesteld. Het gevolg: hardnekkige magische gedachten. Boer: ‘Neem geluksvoorwerpen. Als een keeper in de loop van een seizoen toevallig twee keer in een ongewassen shirt een bal stopt, is de kans groot dat zijn brein daar een oorzakelijk verband aan toekent: een vies shirt brengt geluk. Voor de zekerheid stopt hij het shirt daarna dus nooit meer in de wasmachine.’

 Toeval en controle
Nog zo’n ‘denkfout’: onze hersenen zijn over het algemeen belabberd in het inschatten van kansen. Dat komt omdat we dat vooral intuïtief doen, op basis van gevoel, aldus Boer. “Ook dat heeft een evolutionaire reden. Als er gevaar dreigt, kun je daar beter direct op reageren. Het logisch nadenken komt dan later wel. Het gevolg: we schatten risico’s vaak te hoog — of juist te laag — in. Iets wat magisch denken in de hand werkt.”
De hang naar patronen komt hier trouwens ook weer om de hoek kijken. Van nature vergelijken we een gebeurtenis vaak met een eerdere ervaring. Het gemak waarmee we de eerdere situatie kunnen oproepen, is van invloed op hoe we de nieuwe situatie zullen inschatten. Met vliegtuigramp vers op je netvlies is de kans groot dat je het risico dat je zelf neerstort tijdens je vakantie te hoog inschat. Ook daarbij laten we onze oren dus hangen naar ons gevoel.
Over gevoel gesproken: wij mensen kunnen heel slecht dealen met onvoorspelbaarheid en onzekerheid, nog iets wat het magisch denken versterkt. ‘We willen maar wat graag de controle houden over ons leven’, zegt Boer. ‘Dus nemen we het zekere voor het onzekere, branden we kaarsjes voor zieke dierbaren en overtuigen we onszelf dat er een goede reden is voor de dingen die gebeuren. Want dat voelt altijd nog beter dan passief afwachten en hopen op een goede uitkomst. Zelfs als je diep van binnen weet dat het niets uithaalt.’

Beter presteren
In principe is er niets mis met wat magische gedachten. Sterker nog, ze kunnen je juist goed doen. Uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken blijkt namelijk dat magische gedachten stress kunnen verminderen, zelfvertrouwen kunnen vergroten en zelfs prestaties kunnen verbeteren. Zo vroegen psychologen van de Universiteit van Keulen twee groepen proefpersonen om een golfbal in een hole te slaan. Daar kregen ze tien kansen voor. De ene groep deelnemers kreeg een ‘geluksbal’, waar anderen zogenaamd goed mee hadden gescoord, de andere groep een ‘neutrale’ bal. Wat bleek? De mensen met de geluksbal sloegen die bijna twee keer zo vaak in het gat als mensen met de gewone bal. Kennelijk vergrootte het magisch denken hun zelfvertrouwen en daarmee hun prestaties. Overigens bleek het alleen te werken als participanten écht geloofden dat de speciale bal geluk bracht.
Tot zover de positieve effecten. Want er zit ook een minder fijne kant aan magisch denken. Als je te veel waarde aan dit soort gedachten hecht, ondermijn je je vertrouwen juist, en maak je jezelf onnodig hulpeloos. Neem bijvoorbeeld een gelukspen, die je altijd bij examens gebruikt. Als die het ineens niet meer doet, kun je je misschien minder goed concentreren. En misschien geloof je wel dat je zonder die pen nooit zal slagen. Zélfs als je voldoende hebt gestudeerd en alle leerstof in je hoofd zit. Dat komt je prestaties niet ten goede. Zo saboteer je met je gedachten je eigen kunnen. Ook bij gepieker speelt magisch denken trouwens een grote rol. Dat ‘kaapt’ namelijk je logische brein. Hoe meer je piekert, hoe onzekerder, banger en vermoeider je vaak wordt: een uitstekende voedingsbodem voor magische gedachten. 

Juist wél onder de trap door
‘Zolang je je magische gedachten zelf nog kunt corrigeren, is er niets aan de hand’, besluit Boer. ‘Bijvoorbeeld door, ondanks dat het ongemakkelijk voelt, tóch onder die trap door te lopen, omdat je logischerwijs wéét dat je daarmee niet echt onheil over jezelf kunt afroepen. Als dat lukt, zit je goed. Merk je echter dat de magische gedachten je veel stress of angst bezorgen, of dat je er in het dagelijks leven dingen voor moet laten, dan doe je er goed aan om hulp te zoeken.”
In de meeste gevallen zijn storende magische gedachten prima te behandelen, met goede uitleg, cognitieve gedragstherapie en eventueel medicijnen. Zodat je daarna weer je voordeel kunt doen met het magisch denken. 

[Kader]
Religie
Sommige mensen bestempelen religie ook als een vorm van magisch denken. Er is immers geen bewijs voor het bestaan van goden of wonderen. Niet raar dus, dat geloofsbelijdenis voor buitenstaanders magisch aan kan doen. Misschien ziet een atheïst bidden bijvoorbeeld als een vorm van magisch denken. Maar er is een belangrijke kanttekening: bij magisch denken weet je rationeel dat je niet echt geheimzinnige krachten bezit. Alleen geeft je gevoel je in om bijvoorbeeld tóch even af te kloppen, voor je weet maar nooit. Bij religie werkt het anders. Mensen die in een god geloven, zijn er wel degelijk van overtuigd dat die bestaat. Het is dus te makkelijk om magisch denken en geloof op één hoop te gooien. 

[Kader]
Coronacomplotten
Het zal niemand zijn ontgaan: in coronatijd vierden magische gedachten hoogtij. Van verhalen over de oorsprong van het virus (‘gefabriceerd in een Chinees laboratorium’) tot geruchten over chips in het vaccin (‘waarmee de overheid je wil controleren’), complottheorieën waren overal. Psychiater Frits Boer (Universiteit van Amsterdam) keek daar niet van op. ‘Hoe onzekerder of banger je je voelt, hoe bevattelijker je bent voor magische gedachten’, zegt hij. ‘Dat komt doordat angst, maar ook vermoeidheid, grote invloed hebben op je vermogen om logisch te denken. Bovendien neemt in zo’n situatie de behoefte aan controle toe. De perfecte voedingsbodem voor magische gedachten.’

[Kader]
Magisch denken bij kinderen
Magisch denken is in verreweg de meeste gevallen een normaal onderdeel van de mentale ontwikkeling van een kind. Als ouder hoef je je dus geen zorgen te maken over bijvoorbeeld denkbeeldige vriendjes. ‘Stel vooral niet dat magische gedachten fout zijn, of dom, of gek’, aldus psychiater Frits Boer. ‘Daar word een kind alleen maar onzeker van. Aan de andere kant hoef je ook niet helemaal mee te gaan in de gedachten. Als je dochter ’s avonds haar pop instopt, kun je gerust een keer zeggen dat die natuurlijk niet écht kan slapen. Zo gebruik je de belevingswereld van het kind om haar te helpen leren wat het onderscheid is tussen magie en werkelijkheid.’
Het wordt anders als een kind daadwerkelijk last krijgt van zijn of haar gedachten. ‘Ik herinner me een meisje van tien dat er heilig van overtuigd was dat haar moeder dood zou gaan als zij op een takje stapte. In de herfst durfde ze nauwelijks nog buiten de deur te komen. Zij werd dus echt gegijzeld door haar gedachten. Als je als ouder zoiets opmerkt, of je je kind niet meer zelf gerust kunt stellen, schakel dan professionele hulp in.’ 

[Kader]
Meer lezen?
De Amerikaanse wetenschapsjournalist Matthew Hudson ondernam een persoonlijke zoektocht naar het hoe en waarom van magisch denken. Hij schreef er een boek over: Magisch denken — Waarom we zo graag in iets geloven. Hierin geeft hij antwoord op vragen als: waarom hebben we meer geld over voor de spullen van beroemdheden dan van onbekende mensen? Waarom praten we tegen onze planten? En bestaat toeval echt (niet)? Ook legt hij uit waarom niemand zonder een gezonde portie bijgeloof kan, zelfs de meest overtuigde atheïst niet.
Matthew Hudson, Magisch denken — Waarom we zo graag in iets geloven (Atlas Contact, 2015). 

Verschenen in Quest Psychologie, 5/2021. Foto: pexels.com.